het
Naar frequentie | 3 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik 'k |
mij me |
wij we |
ons |
2e persoon (informeel) |
jij je |
jou je |
jullie | jullie |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
2e persoon (regionaal) |
gij ge |
u | gij ge |
u |
3e persoon (mannelijk) |
hij ie |
hem 'm |
zij ze |
(dat.) hun (acc.) hen ze |
3e persoon (vrouwelijk) |
zij ze |
haar 'r, d'r | ||
3e persoon (onzijdig) |
het 't |
het 't | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- Geluid: het (hulp, bestand)
- IPA: / ət / (1 lettergreep) (normaal)
- IPA: / hɛt / (1 lettergreep) (met meer nadruk, zie ook hét)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /(ɦ)ət/, /ɦɛt/
- (Vlaanderen, Brabant): /(ɦ)ət/
- (Limburg): /hɛt/, /(h)ət/
- het
|
|
het
- 3e persoon enkelvoud onzijdig.
- Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen.
1. 3e persoon enkelvoud onzijdig
het
het o
- een bepaald lidwoord, wordt gebruikt voor onzijdige bepaalde zelfstandige naamwoorden en voor alle verkleinwoorden in het enkelvoud. Het geeft een specifieke persoon of ding aan: Het boek; het meisje
- Het leger zegt dat het de situatie onder controle heeft, maar dat blijkt niet helemaal te kloppen.
- hét (uitspraakvariant om extra nadruk te geven)
- aan het hart laten komen
- er het hart van in zijn
- het hart opvreten
- het van hetin zijn soort het allerbeste
- in het verkeerde keelgat schieten
- je van hetin zijn soort het allerbeste
- tegen het hart
- van het hart een steen maken
- voor het zingen de kerk uit
1. bepaald lidwoord
- Het woord het staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "het" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- frequentie in teksten in het Nederlands uit België, op een 7-puntsschaal: [3]
- 7
- frequentie in teksten uit België, vergeleken met die in Nederland, op een 7-puntsschaal: [3]
- 1
- ↑ "het" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ↑ 3,0 3,1 Ludo Permentier & Rik Schutz“Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, het
het
nominatief | genitief | datief | accusatief | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vol | clit. | vol | clit. | vol | clit. | vol | clit. | |||
enk | 1e | ic | mijns | mi | mi | |||||
2e | du | -tu | dijns | di | di | |||||
3e | m | hi | -i | sijns | -es -s |
hem | -em -en |
hem | -en -ene -ne | |
f | si | -se | haer | -ere -re -er |
haer | -ere -re -er |
haer | -se | ||
n | het | t- -et -t |
- | -es -s |
hem | het | -et -t | |||
mv | 1e | wi | onser | ons | ons | |||||
2e | ghi | -i | uwer | u | u | |||||
3e | si | -se | haer | -ere -re -er |
hem hen |
-en | hem hen |
-se |
het
- nominatief en accusatief o derde persoon enkelvoud: het
- het
het
- het; onzijdige 3e persoon enkelvoud nominatief
- het
het
- het; onzijdige 3e persoon enkelvoud nominatief