si
Niet te verwarren met: sí, sì, Si, SI |
- si
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | si | si's |
verkleinwoord |
de si v
- (muziek) zevende muzieknoot in de toonladder.
- Het woord si staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "si" herkend door:
34 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "si" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ si op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
si
si
si
- Afgeleid van het Middelhoogduitse sīn
si
- van het Latijnse si (als)
si
- als (in het geval dat)
si
- IPA: /siː/
- si
si
si
si
- jawel, toch wel
- Tu ne viens pas? Si, je viens. – Kom je niet? Jawel, ik kom.
- zo (heel erg)
- J’étais si fatigué. – Ik was zo moe.
si
- als (in het geval dat).
- Si j’étais riche, je m’achéterais une maison. – Als ik rijk was, zou ik me een huis kopen.
- of (inleiding van een bijzin om onzekerheid aan te geven).
- Je ne sais pas si je viendrai. – Ik weet niet of ik zal komen.
- (als)
- s' (voor il of ils)
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
si | le si | si | les si |
si m
enkelvoud | meervoud | |||||
---|---|---|---|---|---|---|
mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | mannelijk | vrouwelijk | onzijdig | |
nominatief | is | si | ita | eis | ijos | ija |
accusatief | ina | ija | ins | |||
genitief | is | izos | is | ize | izo | ize |
datief | imma | izai | imma | im |
si
- zij, ze 3e persoon nominatief vrouwelijk enkelvoud
si
- als (in het geval dat)
si
- IPA: /zi/
- si
si
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk nominatief enkelvoud
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk accusatief enkelvoud
si
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk nominatief meervoud
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk accusatief meervoud
- Afgeleid van het Angelsaksische sīe
si
- enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van been
- IPA: /siɛ/, /siə/, (en mogelijk) /siː/
- si
si
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk nominatief enkelvoud
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk accusatief enkelvoud
si
- zij, ze; 3e persoon nominatief meervoud
- zij, ze; 3e persoon accusatief meervoud
- IPA: /ziː/
- van Oudnederlands siu
si
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk nominatief enkelvoud
si
- zij, ze; 3e persoon vrouwelijk nominatief meervoud
- Nederlands: zij, ze
- Limburgs: zie
si
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van sijn / wēsen
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van sijn / wēsen
- si
- Afkomstig van het Oudnoorse woord segja.
Naar frequentie | 87 |
---|
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | si |
tegenwoordige tijd | sier |
verleden tijd | sa |
voltooid deelwoord |
sagt |
onvoltooid deelwoord |
siende |
lijdende vorm | sies sis |
gebiedende wijs | si |
vervoegingsklasse | Klasse 3 sterk |
opmerking |
si
- overgankelijk zeggen
- «Han sa ikke et ord.»
- Hij heeft geen woord gezegd.
- «Han sa ikke et ord.»
- overgankelijk een dierengeluid doen, verbi gratia loeien.
- «Kua sier mø.»
- De koe loeit.
- «Kua sier mø.»
- IPA: /si/
- si
si v
- de; bepaald lidwoord nominatief
- IPA: /sʲi/
si o
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /sɪ/
- si
si
si
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van byť
- van het Latijnse si (als)
si
- als (in het geval dat).
enkelvoud | meervoud |
---|---|
si | sis |
si m
- si (muzieknoot).
si
- si
si
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
si o
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | si | si |
genitief | si | si |
datief | si | si |
accusatief | si | si |
vocatief | si | si |
locatief | si | si |
instrumentalis | si | si |