weer: verschil tussen versies
Uiterlijk
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 13: | Regel 13: | ||
* [B] ‘gecastreerde ram of bok’: eerste datering 901; gesyncopeerd uit verouderd ''[[weder]]'', uit Middelnederlands ''wēder'', uit Oudnederlands ''wither'', ontwikkeld uit Oergermaans *''weþruz'', afleiding van de Indo-Europese wortel *''uetos'' ‘jaar’.{{ebank|weer1}} Evenals Duits ''Widder'' ‘ram’ en Engels ''[[wether]]'' ‘hamel’. |
* [B] ‘gecastreerde ram of bok’: eerste datering 901; gesyncopeerd uit verouderd ''[[weder]]'', uit Middelnederlands ''wēder'', uit Oudnederlands ''wither'', ontwikkeld uit Oergermaans *''weþruz'', afleiding van de Indo-Europese wortel *''uetos'' ‘jaar’.{{ebank|weer1}} Evenals Duits ''Widder'' ‘ram’ en Engels ''[[wether]]'' ‘hamel’. |
||
* [C] ‘afweer; wal, muur’: eerste datering 777; Middelnederlands ''wēre'' ‘tegenstand, verdediging, schans, wapen, strijd’, uit Oudnederlands ''weri'' ‘verdediging’, ontwikkeld uit Oergermaans *''wari-'' ‘afweer, verdediging’, verbaalnomen bij het werkwoord *''warjana-'' ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl ''[[weren]]''.{{ebank|weer2}} Evenals Duits ''[[Wehr]]'' {{f}} ‘leger’. |
* [C] ‘afweer; wal, muur’: eerste datering 777; Middelnederlands ''wēre'' ‘tegenstand, verdediging, schans, wapen, strijd’, uit Oudnederlands ''weri'' ‘verdediging’, ontwikkeld uit Oergermaans *''wari-'' ‘afweer, verdediging’, verbaalnomen bij het werkwoord *''warjana-'' ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl ''[[weren]]''.{{ebank|weer2}} Evenals Duits ''[[Wehr]]'' {{f}} ‘leger’. |
||
* [D] ‘eelt; vochtstip’: Middelnederlands ''weer'' {{m}} ‘knoest, eelt’, ontwikkeld uit Oergermaans *''warzaz'', bij Indo-Europees *''uors-ó-'' ‘piek, top’, waartoe ook behoort Latijn ''verrūca'' ‘wratje’.<ref>Guus Kroonen, ''Etymological Dictionary of Proto-Germanic'', Leiden: Brill, 2013, blz. 575</ref> Evenals Oudengels ''wearr'' |
* [D] ‘eelt; vochtstip’: Middelnederlands ''weer'' {{m}} ‘knoest, eelt’, ontwikkeld uit Oergermaans *''warzaz'', bij Indo-Europees *''uors-ó-'' ‘piek, top’, waartoe ook behoort Latijn ''verrūca'' ‘wratje’.<ref>Guus Kroonen, ''Etymological Dictionary of Proto-Germanic'', Leiden: Brill, 2013, blz. 575</ref> Evenals gewestelijk ''[[war]]'' ‘knoest, eelt’ ~ Vlaams ''[[warre]]'' {{f}} ‘eelt, wrat’, Oudengels ''wearr'' ‘eeltknobbel’ en Oudfries ''wersene'' ‘rimpels’. |
||
* [E] |
* [E] ‘visweer’: eerste datering 1214; Middelnederlands ''weer'', ontwikkeld uit Oergermaans *''weran'', bij Indo-Europees *''h₂uer-'' ‘tegenhouden, afweren, redden’, dezelfde wortel als ''[[weren]]'' (zie daar).<ref>Guus Kroonen, ''Etymological Dictionary of Proto-Germanic'', Leiden: Brill, 2013, blz. 579</ref> Evenals Nederduits ''[[Wehr]]'' {{n}} ‘bolwerk, dam’ en Engels ''[[weir]]'' ‘stuw; visweer’.{{sijs}} |
||
* [F] ‘heerschapsrecht over goederen’; Middelnederlands ''weer'', ''were'', ontwikkeld uit Oergermaans *''warīn'', afgeleid uit het werkwoord *''warjana-'' ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl ''[[weren]]''.<ref>Guus Kroonen, ''Etymological Dictionary of Proto-Germanic'', Leiden: Brill, 2013, blz. 574</ref> Evenals |
* [F] ‘heerschapsrecht over goederen’; Middelnederlands ''weer'', ''were'', ontwikkeld uit Oergermaans *''warīn'', afgeleid uit het werkwoord *''warjana-'' ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl ''[[weren]]''.<ref>Guus Kroonen, ''Etymological Dictionary of Proto-Germanic'', Leiden: Brill, 2013, blz. 574</ref> Evenals Middelhoogduits ''wēre'' {{f}}, Faeröers ''veri'' {{m}} ‘bezit’ en Gotisch ''warei'' {{f}} ‘sluwheid, verslagenheid’. |
||
* [G] ‘landerijen tussen weersloten’; Middelnederlands ''were'' ‘gezamenlijke tussen twee sloten gelegen boerderijen, door sloten omgeven perceel’, ontleend aan Oudfries ''were'' ‘perceel, grondbezit, hofstede’ (waaruit Nieuwfries ''war'' ‘laaggelegen grasland’).<ref>Gerald van Berkel en Kees Samplonius, ''Nederlandse plaatsnamen verklaard'', Rotterdam: Mijnbestseller.nl, 2018.</ref> |
|||
* [ |
* [H] ‘man’; Middelnederlands ''wer-'', ontwikkeld uit Oergermaans *''wiraz'', bij Indo-Europees *''uiH-ró-'', waaruit ook Latijn ''[[vir]]''. |
||
{{-nlnoun-|{{pn}}|-|[[{{pn}}tje]]|[[{{pn}}tjes]]|1}} |
{{-nlnoun-|{{pn}}|-|[[{{pn}}tje]]|[[{{pn}}tjes]]|1}} |
||
{{-noun-|nld}} |
{{-noun-|nld}} |
||
Regel 177: | Regel 178: | ||
# aantasting, mede door invloed van licht en vochtigheid, vochtstip |
# aantasting, mede door invloed van licht en vochtigheid, vochtstip |
||
{{bijv-1|Doordat de tent nat werd opgerold bleek er enige dagen later het '''weer''' in te zitten}} |
{{bijv-1|Doordat de tent nat werd opgerold bleek er enige dagen later het '''weer''' in te zitten}} |
||
# ''(België, |
# ''(België, Zeeuws, Noord-Brabants)'' [[knoest]], [[kwast]], [[knobbel]] {{wnt-r|M084554}} |
||
{{-syn-}} |
{{-syn-}} |
||
* [1] [[eelt]] |
* [1] [[eelt]] |
||
Regel 196: | Regel 197: | ||
'''[E] {{pn}}''' {{f}} |
'''[E] {{pn}}''' {{f}} |
||
# afgesloten plaats aan zee voor [[visvangst]], gevlochten ijzerwerk ter afsluiting van water om vis te [[bewaren]]; [[visweer]] |
# afgesloten plaats aan zee voor [[visvangst]], gevlochten ijzerwerk ter afsluiting van water om vis te [[bewaren]]; [[visweer]] |
||
⚫ | |||
# [[landerijen]] tussen twee sloten; [[weersloot]] |
|||
⚫ | |||
{{-drv-}} |
{{-drv-}} |
||
* ''(samenstellingen)'': [[haringweer]], [[visweer]], [[weersloot]], [[weervisserij]] |
* ''(samenstellingen)'': [[haringweer]], [[visweer]], [[weersloot]], [[weervisserij]] |
||
Regel 203: | Regel 203: | ||
{{trans-top|1. visweer}} |
{{trans-top|1. visweer}} |
||
*{{deu}}: {{trad|de|Fischwehr}} {{n}} |
*{{deu}}: {{trad|de|Fischwehr}} {{n}} |
||
*{{eng}}: {{trad|en|weir |
*{{eng}}: {{trad|en|weir}}, {{trad|en|fishgarth}} |
||
*{{fin}}: {{trad|fi|kalapato}} |
*{{fin}}: {{trad|fi|kalapato}} |
||
*{{fra}}: {{trad|fr|écluse à poissons}} {{f}} |
*{{fra}}: {{trad|fr|écluse à poissons}} {{f}}, {{trad|fr|bordigue}} {{f}} |
||
{{trans-mid}} |
{{trans-mid}} |
||
*{{pol}}: {{trad|pl|jaz}} {{m}} |
*{{pol}}: {{trad|pl|jaz}} {{m}} |
||
Regel 223: | Regel 223: | ||
*{{fra}}: {{trad|fr|saisine}} {{f}} |
*{{fra}}: {{trad|fr|saisine}} {{f}} |
||
{{trans-bottom}} |
{{trans-bottom}} |
||
{{-nlnoun-|{{pn}}|[[weren]]|[[{{pn}}tje]]|[[weertjes]]|7}} |
|||
{{-noun-|nld}} |
|||
'''[G] {{pn}}''' {{f}}/{{m}} |
|||
# ''(Noord-Hollands)'' [[landerijen]] tussen twee afwateringssloten (de zogenaamde weersloten) |
|||
Regel 371: | Regel 375: | ||
{{-syll-}} |
{{-syll-}} |
||
* weer |
* weer |
||
{{-noun-|nds}} |
{{-noun-|nds}} |
||
'''weer''' |
'''weer''' |
Versie van 6 sep 2019 20:37
- Geluid: weer (hulp, bestand)
- IPA: / wer / (1 lettergreep)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /ʋɪːr/
- (Vlaanderen, Brabant): /β̞eːr/
- (Limburg): /weːr/
- weer
- [A] ‘atmosferische gesteldheid’: eerste datering 1240; gesyncopeerd uit verouderd weder, uit Middelnederlands wēder, ontwikkeld uit Oergermaans *wedran, bij Indo-Europees *h₂eh₁-tro-.[1] Evenals Duits Wetter, Engels weather, Fries waar en Zweeds väder.
- [B] ‘gecastreerde ram of bok’: eerste datering 901; gesyncopeerd uit verouderd weder, uit Middelnederlands wēder, uit Oudnederlands wither, ontwikkeld uit Oergermaans *weþruz, afleiding van de Indo-Europese wortel *uetos ‘jaar’.[2] Evenals Duits Widder ‘ram’ en Engels wether ‘hamel’.
- [C] ‘afweer; wal, muur’: eerste datering 777; Middelnederlands wēre ‘tegenstand, verdediging, schans, wapen, strijd’, uit Oudnederlands weri ‘verdediging’, ontwikkeld uit Oergermaans *wari- ‘afweer, verdediging’, verbaalnomen bij het werkwoord *warjana- ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl weren.[3] Evenals Duits Wehr v ‘leger’.
- [D] ‘eelt; vochtstip’: Middelnederlands weer m ‘knoest, eelt’, ontwikkeld uit Oergermaans *warzaz, bij Indo-Europees *uors-ó- ‘piek, top’, waartoe ook behoort Latijn verrūca ‘wratje’.[4] Evenals gewestelijk war ‘knoest, eelt’ ~ Vlaams warre v ‘eelt, wrat’, Oudengels wearr ‘eeltknobbel’ en Oudfries wersene ‘rimpels’.
- [E] ‘visweer’: eerste datering 1214; Middelnederlands weer, ontwikkeld uit Oergermaans *weran, bij Indo-Europees *h₂uer- ‘tegenhouden, afweren, redden’, dezelfde wortel als weren (zie daar).[5] Evenals Nederduits Wehr o ‘bolwerk, dam’ en Engels weir ‘stuw; visweer’.[6]
- [F] ‘heerschapsrecht over goederen’; Middelnederlands weer, were, ontwikkeld uit Oergermaans *warīn, afgeleid uit het werkwoord *warjana- ‘verdedigen’, waarvoor zie verder Ndl weren.[7] Evenals Middelhoogduits wēre v, Faeröers veri m ‘bezit’ en Gotisch warei v ‘sluwheid, verslagenheid’.
- [G] ‘landerijen tussen weersloten’; Middelnederlands were ‘gezamenlijke tussen twee sloten gelegen boerderijen, door sloten omgeven perceel’, ontleend aan Oudfries were ‘perceel, grondbezit, hofstede’ (waaruit Nieuwfries war ‘laaggelegen grasland’).[8]
- [H] ‘man’; Middelnederlands wer-, ontwikkeld uit Oergermaans *wiraz, bij Indo-Europees *uiH-ró-, waaruit ook Latijn vir.
1 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | - |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
[A] weer o
- (meteorologie) de atmosferische omstandigheden [1]
- de gevolgen van 1
- [1] weder
1. atmosferische gesteldheid
|
2 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
[B] weer m
1. hamel, gesneden ram
3 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
[C] weer v
- het afweren, tegendstand, verwering, weerstand
- werkzame beweging, kracht, macht
- verschansing, verdedigingswerk (wal, muur, dijk) [3]
- (afleidingen): afweer, tegenweer, verweer, weerbaar, weerloos
- (samenstellingen): landweer, noodweer, strijkweer, waterweer, weerbloem, weerstand
- Mooi weer spelen
zich mooier voordoen dan men is
- Vroeg in de weer zijn
vroeg aan het werk zijn
4 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
[D] weer o
- eelt
- aantasting, mede door invloed van licht en vochtigheid, vochtstip
- Doordat de tent nat werd opgerold bleek er enige dagen later het weer in te zitten
- (België, Zeeuws, Noord-Brabants) knoest, kwast, knobbel [9]
- (afleiding): verweren
2. spocht, vochtstip
5 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
[E] weer v
- afgesloten plaats aan zee voor visvangst, gevlochten ijzerwerk ter afsluiting van water om vis te bewaren; visweer
- (gewestelijk) kleischoor, d.i. al dan niet met riet begroeide krib van klei[10]
- (samenstellingen): haringweer, visweer, weersloot, weervisserij
1. visweer
6 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | - | - |
[F] weer v
- (feodalisme, leenrecht) heerschapsrecht van leenheren over goederen, ambten en mensen (onvrije dienaren)
1. feodaal heerschapsrecht over goederen
7 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | weer | weren |
verkleinwoord | weertje | weertjes |
- (Noord-Hollands) landerijen tussen twee afwateringssloten (de zogenaamde weersloten)
- In de betekenis van ‘weer* bijwoord van tijd: opnieuw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [6] [11]
weer
- nog een keer, weder, opnieuw
- van de andere kant
- tegen (in samenstellingen: -> weerspraak, weerstrijd) [12]
|
- het is weer raak
- weer terecht zijn
- Het ene oor in, het andere weer uit.
iets (een raad e.d.) wel horen maar het vervolgens meteen weer vergeten; gezegd van hardleerse personen aan wie hetzelfde steeds weer opnieuw moet worden verteld
1. nog een keer
weer terecht zijn
|
het is weer raak
|
vervoeging van |
---|
weren |
weer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weren
- Ik weer.
- gebiedende wijs van weren
- Weer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van weren
- Weer je?
- Het woord weer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weer" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[13] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 weer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 2,0 2,1 weer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 weer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, blz. 575
- ↑ Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, blz. 579
- ↑ 6,0 6,1 "weer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, blz. 574
- ↑ Gerald van Berkel en Kees Samplonius, Nederlandse plaatsnamen verklaard, Rotterdam: Mijnbestseller.nl, 2018.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Theodorus Henricus van Doorn, Terminologie van Riviervissers in Nederland, Assen: Van Gorcum, 1971.
- ↑ weer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA:
- (Etsbergs): /weːʁ/
- (Maastrichts): /weːʁ/
- (Montforts): /weːʁ/
- (Roermonds): /weːʁ/
- (Venloos): /weɪ/
weer
weer | enkelvoud | meervoud | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
geheel | onbeklemtoond | gemuteerd | gemuteerd onbeklemtoond |
geheel | onbeklemtoond | gemuteerd | gemuteerd onbeklemtoond | |
nominatief | ich | 'ch | - | - | weer | v'r | - | - |
genitief | miens | mes | - | - | ózzes, ózzer | - | - | - |
locatief | mienes, mienentj | - | - | - | ózzes, ózzentj | - | - | - |
datief | mir | mör | - | - | ós, ózzem, ózze | - | - | - |
accusatief | mich | me | - | - | ós | - | - | - |
reflexief | michzèlf | mich | - | - | ószèlf | ós | - | - |
- Verder bestaat ook nog de tweevoud met de vorm weet.
- weer
weer
- (meteorologie) weer; de atmosferische omstandigheden
- weer
weer
- (meteorologie) weer; de atmosferische omstandigheden
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Meteorologie in het Nederlands
- Dierkunde in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Limburgs
- Woorden in het Limburgs met IPA-weergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Meteorologie in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws
- Meteorologie in het Veluws