visweer
Uiterlijk
- vis·weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | visweer | |
verkleinwoord |
het visweer o
- (meteorologie) weer dat geschikt is om te vissen
- (visserij) constructie van visnetten die de doortocht belemmert voor vissen
- (visserij) een vissenval van een vaak stenen V-vormige dam om de vissen naar een houten constructie te geleiden waar ze in worden opgevangen
- Het woord 'visweer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "visweer" herkend door:
74 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Bonne Kerstens“Barbecueën, wandelen of vissen? Het weer krijgt morgen een 9!” (16-05-2017), Tubantia
- ↑ Weblink bron ds. G. van Zanden“Op zondagsvissen kan geen zegen rusten” (14-07-2018), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Meteorologie in het Nederlands
- Visserij in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 74 %
- Prevalentie Vlaanderen 65 %