weerlicht

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  weerlicht    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• weer·licht

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘bliksem’ voor het eerst aangetroffen in 1351
• samenstelling van  weer  en  licht 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	weerlicht	weerlichten
verkleinwoord	weerlichtje	weerlichtjes

Zelfstandig naamwoord

weerlicht o m

1. lichtverschijnsel door elektrische ontlading (bliksem) bij onweer op afstand, waarbij de donder niet hoorbaar is.

Afgeleide begrippen

• weerlichting

Vertalingen

    1.   

Spaans: relámpago (es) m

Werkwoord

vervoeging van
weerlichten

weerlicht

1. onpersoonlijke tegenwoordige tijd van weerlichten

Gangbaarheid

• Het woord weerlicht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerlicht" herkend door:

97 %	van de Nederlanders;
95 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.