weerga
Uiterlijk
- weer·ga
- In de betekenis van ‘gelijke’ voor het eerst aangetroffen in 1371 [1]
- samenstelling van weer en ga [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weerga | - |
verkleinwoord | - | - |
- Het woord weerga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weerga" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "weerga" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ weerga op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be