verweer
Uiterlijk
- ver·weer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verweer | verweren |
verkleinwoord | verweertje | verweertjes |
het verweer o
vervoeging van |
---|
verweren |
verweer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verweren
- Ik verweer.
- gebiedende wijs van verweren
- Verweer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verweren
- Verweer je?
- Het woord verweer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verweer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ verweer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be