kaki
- ka·ki
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stof, uniform daarvan’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- via het Engels khaki van het Hindi ख़ाकी (khaki) "dof, geelbruin, de kleur van stof" dat weer ontleend is aan Perzisch خاکی (khak) "stof, as"
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaki | |
verkleinwoord |
het kaki o
- (kleding) dof, geelbruin geweven stof, vanaf de 20e eeuw veel gebruikt voor militaire uniformen
- (kleur) de kleur van de stof kaki hebbend
- Heeft u die ook in het kaki?
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kaki | kaki's |
verkleinwoord | kakietje | kakietjes |
- (bloemplanten) Diospyros kaki de economisch belangrijkste boom uit het geslacht Diospyros , die wordt gekweekt voor zijn vruchten. De boom komt van nature voor in de Himalaya en in de bergen van Myanmar, Thailand, Indochina, Korea en Japan. Wereldwijd wordt de vrucht gekweekt in de subtropen en in de tropen hoger dan duizend meter. Het is de nationale vrucht van Japan, maar het is mogelijk dat de oorsprong ervan in China ligt, waar men hem 'Chinese pruim' noemt. Daarom wordt de kaki in Europa soms ook onder de naam 'kakipruim' aangeboden. Hij behoort tot de oudste gecultiveerde planten en wordt in China al meer dan 2000 jaar verbouwd. In sommige plattelandsgemeenschappen heeft de vrucht de reputatie hoofdpijn, rugpijn en voetklachten te kunnen genezen
- (fruit) kakivrucht
- Aziatische kaki, sharon, dadelpruim, fuyayaki, fuyu, godenpeer, hanafuya, kakivrucht, persimmon, sharonfruit
1.
stellend | |
---|---|
onverbogen | kaki |
verbogen | kaki |
stellend | |
---|---|
onverbogen | kaki |
verbogen | - |
kaki
- (kleur) de kleur van de stof kaki hebbend, dof geelbruin
- Deze zomer zijn kaki en aubergine jurken in de mode.
- (kleding) vervaardigd uit de stof kaki
- Hij droeg een kaki broek.
- Het woord kaki staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaki" herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Kleuren in het Nederlands (nld) (de kleuren zijn slechts indicatief) (zie ook: RAL-kleuren)
- ↑ "kaki" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ka·ki
kaki
- (anatomie) voet
- (anatomie) been
- voet, het onderste deel waar het overige op rust
- «kaki gunung»
- de voet van de berg
- «kaki rumah»
- het fundament van het huis
- «kaki gunung»
- (eenheid) voet, lengtemaat van ongeveer 30 cm
- poot
- «kaki meja»
- tafelpoot
- «soto kaki kambing»
- soep van lamsbout
- «kaki meja»
- stuks, exemplaren van (voorafgegaan door een telwoord om het aantal gelijksoortige objecten met een steel aan te geven)
- «tujuh kaki payung»
- acht paraplu's
- «tujuh kaki payung»
kaki
- van het Nederlands "kaki" of het Engels khaki
kaki
kaki