zien
Uiterlijk
- zien
- In de betekenis van ‘met het oog waarnemen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1200 [1]
|
|
|
|
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zien |
zag |
gezien |
klasse 5
onregelmatig |
volledig |
zien
- overgankelijk waarnemen met het oog
- inergatief het vermogen hebben om met het oog waar te nemen
- Hij was dolblij dat hij na het ernstige ongeluk toch nog kon zien.
- inergatief een bepaald gezicht trekken, eruitzien als, de indruk geven van
- Hij zag erg boos.
- ergens een mening over hebben
- ▸ Goldie en Barbie zagen het als één groot avontuur, maar ik liep in het begin wat onwennig achter ze aan.[2]
- wederkerend hulpwerkwoord zich + volt. deelwoord + ~: maakt een wederkerende constructie
- De stad zag zich overspoeld met enthousiaste aanhangers van beide clubs.
- Abraham, Sara gezien hebben
- Zien wie de blankste billen heeft
- Zwarte sneeuw zien
- Abraham gezien hebben
ouder dan 50 jaar zijn
- Als apen hoger klimmen willen, ziet men gauw hun blote billen.
zich voornamer voordoen dan men in het echt is, met gezichtsverlies tot gevolg
- De pot verwijt de ketel dat die zwart ziet
een ander aanwijzen als schuldige, terwijl die zelf hetzelfde gedaan heeft
- De tanden laten zien
zich heel erg fel verdedigen
- De zon niet in het water kunnen zien schijnen
jaloers zijn, iets niet kunnen verdragen
- Die staat ziet toe dat hij niet valle.
mensen die alles denken te weten of kunnen, moeten zelf maar oppassen voor fouten en problemen
- Doe wel en zie niet om.
doe datgene wat je doet goed, doe goede daden, maar verwacht niet geprezen te worden of een dankje wel daarvoor
- Doe wel naar mijn woorden, maar ziet niet naar mijn daden.
ik geef raad waar je je het beste aan kan houden, maar ik doe het zelf niet
- Door de bomen het bos niet meer zien
door een overvloed aan informatie het overzicht verliezen
- Ergens geen been in zien
ergens geen probleem in zien
- Ergens geen brood in zien
niet denken dat iets kan werken
- Ergens geen gat in zien
geen oplossing meer zien
- Het oog ziet altijd van zich af.
de eigen fouten ziet men niet, maar andermans fouten altijd wel
- Iemand de hielen laten zien
inhalen of beter presteren dan de ander
- Iemand naar de ogen zien
pas iets doen als de ander toestemming geeft
- Iemand niet kunnen luchten of zien
een hekel aan iemand hebben
- Iets door de vingers zien
doen alsof de fouten van een ander niet opgemerkt worden
- Iets over het hoofd zien
iets vergeten of ontbreken
- In geen velden of wegen te zien zijn
iets is helemaal nergens te vinden
- In het veen ziet men niet op een turfje.
wie rijk is let niet op een euro meer of minder
- Niet verder zien dan je neus lang is
niet goed nadenken wat de gevolgen van iets zijn
- Verdrinken eer men water gezien heeft
mislukken voordat het begonnen is
- Wat baten kaars en bril, als den uil niet zien en wil.
het heeft geen zin iemand te helpen die toch niet wil meewerken
- Ze zien ze vliegen
niet goed bij het verstand zijn
1. waarnemen met het oog
2. het vermogen waar te nemen
- Het woord zien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zien" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "zien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 2,2 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
zien
zien
zien
zien
zien
zien
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Sterk werkwoord klasse 5 in het Nederlands
- Onregelmatig werkwoord in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Hulpwerkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Gronings
- Bezittelijk voornaamwoord in het Gronings
- Woorden in het Limburgs
- Bezittelijk voornaamwoord in het Limburgs
- Woorden in het Nedersaksisch
- Bezittelijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Werkwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Veluws
- Bezittelijk voornaamwoord in het Veluws
- Werkwoord in het Veluws