winter
Uiterlijk
- win·ter
- erfwoord, via Middelnederlands winter van Oudnederlands winter, in de betekenis van ‘jaargetijde’ voor het eerst aangetroffen in 1050
De verdere herkomst is onzeker. Het woord wordt wel in verband gebracht met water of met het Oudiers finn "wit", het natte of witte jaargetijde dus. [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | winter | winters |
verkleinwoord | wintertje | wintertjes |
de winter m
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
- ▸ Een geliefde vakantiestad voor skiërs in de winter en watersportliefhebbers in de zomer.[4]
- Eén bonte kraai maakt nog geen winter
Stoett-1265 [5]
lente | voorjaar | zomer | herfst | najaar | winter | |
---|---|---|---|---|---|---|
ochtend morgen |
lenteochtend lentemorgen |
voorjaarsochtend voorjaarsmorgen |
zomerochtend zomermorgen |
herfstochtend herfstmorgen |
najaarsochtend najaarsmorgen |
winterochtend wintermorgen |
middag | lentemiddag | voorjaarsmiddag | zomermiddag | herfstmiddag | najaarsmiddag | wintermiddag |
avond | lenteavond | voorjaarsavond | zomeravond | herfstavond | najaarsavond | winteravond |
nacht | lentenacht | voorjaarsnacht | zomernacht | herfstnacht | najaarsnacht | winternacht |
1. seizoen
|
|
- Het woord winter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "winter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ winter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "winter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
winter
- (meteorologie) het vierde van de vier seizoenen: op het noordelijk halfrond van 21 december tot 20 maart, op het zuidelijk halfrond van 21 juni tot 20 september
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Meteorologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Drents
- Zelfstandig naamwoord in het Drents
- Meteorologie in het Drents
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Meteorologie in het Nedersaksisch
- Woorden in het Sallands
- Zelfstandig naamwoord in het Sallands
- Meteorologie in het Sallands
- Woorden in het Stellingwerfs
- Zelfstandig naamwoord in het Stellingwerfs
- Meteorologie in het Stellingwerfs
- Woorden in het Veluws
- Zelfstandig naamwoord in het Veluws
- Meteorologie in het Veluws