Naar inhoud springen

Crocodyliformes

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Crocodyliformes
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Trias tot heden
Protosuchus
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Onderklasse:Diapsida
Infraklasse:Archosauromorpha
Superorde:Crocodylomorpha
Clade
Crocodyliformes
Hay, 1930
Crocodyliformes
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Crocodyliformes op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

De Crocodyliformes[1] zijn een clade van uitgestorven crurotarsische archosauriërs, de groep die traditioneel vaak wordt aangeduid als krokodilachtigen. Zij zijn de eerste leden van Crocodylomorpha die veel van de kenmerken bezitten die latere verwanten typeren. Zij zijn de enige Pseudosuchia die de K-Pg-extinctie hebben overleefd.

In 1988 voerden Michael James Benton en James Michael Clark aan dat alle traditionele namen voor bekende groepen dieren moeten worden beperkt tot hun kroonclades, dat wil zeggen dat ze alleen moeten worden gebruikt voor natuurlijke groepen die alle levende leden van een bepaalde tak omvatten. Dit vormde een probleem voor de krokodilachtigen, omdat de naam Crocodylia, hoewel op verschillende manieren gebruikt door verschillende wetenschappers, altijd niet alleen levende krokodilachtigen had omvat, maar ook veel van hun uitgestorven voorouders die alleen bekend waren uit het fossielenbestand.

De oplossing van Benton en Clark voor dit probleem was om de naam Crocodylia te beperken tot de groep met moderne alligators, krokodillen en gavialen, plus alle uitgestorven leden van die specifieke groepen. De traditionele groep Crocodylia werd vervangen door de naam Crocodyliformes, die veel van de uitgestorven families omvatte die de nieuwe definitie wegliet.[2] Deze naam was overigens al in 1930 benoemd door Oliver Perry Hay.[3] Clark en Benton gaven aanvankelijk geen exacte definitie voor Crocodyliformes; maar in 2001 definieerden Paul Sereno e.a. het als de clade bestaande uit de laatste gemeenschappelijke voorouder van Protosuchus richardsoni en de nijlkrokodil; en al diens afstammelingen.[4]

Chris Brochu was het eens met de beoordeling dat Crocodylia als begrip nooit een stabiele inhoud heeft gehad, en dat een reeks clades groter dan de kroongroep Crocodylia (inclusief Crocodyliformes en de iets meer omvattende clade Crocodylomorpha) een goede oplossing was. In een artikel uit 2008 keerden Jeremy Martin en Benton echter tot de eerdere mening (waarvan Benton mede-auteur was geweest) terug dat Crocodylia zou moeten worden beperkt tot de kroongroep, wat inhield dat Crocodyliformes moet worden beschouwd als een synoniem van een meer inclusieve Crocodylia en dus overbodig was.[5] Brochu e.a. verwierpen dit voorstel en voerden aan dat de kroongroepdefinitie van Crocodylia de standaardbetekenis is, zowel binnen als buiten de crocodyliforme systematiek.

Verschillende onderscheidende kenmerken zijn voor de Crocodyliformes aangegeven. De achterste opgaande tak van de praemaxilla staat verticaal en is stevig vergroeid met het bovenkaaksbeen. De ledematen worden bedekt door osteodermen. De schedelbeenderen van de bovenzijde van de kop hebben onregelmatige putjes voor de bevestiging van een hoornlaag. De fenestra antorbitalis en de uitholling eromheen zijn verkleind; bij afgeleide vormen zouden die helemaal verdwijnen. Het schedeldak is verbreed en afgeplat. Het quadratum staat meer horizontaal en is stevig met de hersenpan verbonden, evenals het pterygoïde. Dit zijn aanpassingen om de beet te versterken, als verstevigingen voor het weerstaan van de krachten opgewekt door sterkere sluitspieren, met name de musculus pterygoideus. Het kaakgewricht is ook naar achteren en beneden verschoven, tot achter het niveau van het achterhoofd. Dit maakt het mogelijk de muil verder te openen en verhoogt de hefboomwerking.

Het raakvlak van het ravenbeksbeen met het schouderblad is horizontaal verbreed. In het bekken hebben het schaambeen en het darmbeen geen verbeend contact meer, alleen nog verbonden zijnde via kraakbeen. Dit maakt het de schaambeenderen mogelijk te functioneren als een pomp ter assistentie van de ademhaling. Dit verschilt fundamenteel van de ademhaling via luchtzakken die bepaalde andere archosaurische groepen tonen en kan een teken zijn dat het niveau van de stofwisseling omlaag ging als aanpassing aan een aquatische levenswijze: een lager zuurstofverbruik stond toe langer onder water te blijven. Overigens functioneren ook bij moderne krokodilachtigen de longen niet als simpele balgen en stroomt de lucht via een U-bocht steeds in dezelfde richting door de longen. De middelste vergroeiing van de schaambeenderen onderling is versmald.

Evolutionaire geschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

De Crocodyliformes moeten zich in het Laat-Trias hebben afgesplitst. Protosuchus komt voor in het Rhaetien van Noord-Amerika. Hemiprotosuchus komt uit het Norien van Argentinië. In ieder geval hadden zulke vormen in het Hettangien Zuid-Afrika al bereikt. Het ging om kleine soorten van een meter lengte, met twee rijen osteodermen op de rug. In de Jura splitsten de meer afgeleide Mesoeucrocodylia zich af en dat zou een zeer succesvolee soortenrijke groep worden met allerlei typen lichaamsbouw. Crocodyliformes overleefden de meteorietinslag aan het einde van het Krijt en bestaan nog steeds met een twee dozijn soorten waarvan sommige echter door toedoen van de mens met uitsterven worden bedreigd.

Hoewel alle bestaande krokodilachtigen carnivoor zijn, was de ecologische rol van Mesozoïsche krokodilachtigen meer divers, en omvatte omnivoren en herbivoren. Herbivore vormen waren aanwezig van het Vroeg-Jura tot het Laat-Krijt en men denkt dat ze minstens drie keer zijn geëvolueerd.

Fossiele sporen

[bewerken | brontekst bewerken]

Sporen of voetafdrukken van een crocodyliform zijn in ieder geval bekend sinds het Krijt. Sporen die de ichnofamilie Batrachopodidae vertegenwoordigen, werden beschreven uit de Calonda-formatie uit het Vroeg-Krijt (Laat-Aptien) (Angola) door Mateus et alii (2017), die het nieuwe ichnotaxon Angolaichnus adamanticus benoemde.

Hieronder staat een vereenvoudigd cladogram op basis van Fiorelli en Calvo (2007).

Crocodylomorpha 


Terrestrisuchus



Dibothrosuchus



 Crocodyliformes 

 Gobiosuchidae 

Gobiosuchus



Zaraasuchus





Orthosuchus



 Protosuchidae 

Protosuchus



Hemiprotosuchus





"Kayenta Form"



Edentosuchus







Mesoeucrocodylia




In 2012 voerden de paleontologen Mario Bronzati, Felipe Chinaglia Montefeltro en Max C. Langer een brede fylogenetische analyse uit om superbomen van Crocodyliformes te produceren, met 184 soorten. De meest spaarzame bomen waren zeer goed opgelost, wat betekent dat de fylogenetische relaties die in de analyse werden gevonden zeer waarschijnlijk waren. Hieronder staat een consensusboom uit het onderzoek:



Kayentasuchus walkeri


Crocodyliformes
Protosuchia

Orthosuchus stormbergi





Protosuchus richardsoni



Hemiprotosuchus leali





Kayenta Form



Edentosuchus tienshanensis








Zaraasuchus shepardi



Las Hoyas Croc



Gobiosuchus kielanae





Eopneumatosuchus colberti




Zosuchus davidsoni





Sichuanosuchus shuhanensis



Sichuanosuchus huidongensis





Shantungosuchus hangjinensis



Shantungosuchus chuhsiensis



Shantungosuchus brachycephalus



Neuquensuchus universitas








Shartegosuchus asperopalatum



Fruita Form (Fruitachampsa callisoni)






Hsisosuchus dashanpuensis



Hsisosuchus chungkingensis




Notosuchia


Araripesuchus wegeneri




Araripesuchus tsangatsangana



Araripesuchus buitreraensis




Araripesuchus patagonicus



Araripesuchus gomesii








Uruguaysuchus terrai



Uruguaysuchus aznarezi





Libycosuchus brevirostris




Simosuchus clarki





Malawisuchus mwakasyungutiensis



Candidodon itapecuruense






Notosuchus terrestris




Comahuesuchus brachybuccalis




Mariliasuchus amarali




Yacarerani boliviensis



Pakasuchus kapilimai



Adamantinasuchus navae








Stratiotosuchus maxhechti



Pehuenchesuchus enderi



Pabwehshi pakistanensis



Iberosuchus macrodon



Eremosuchus elkoholicus



Doratodon



Bergisuchus dietrichbergi



Baurusuchus salgadoensis



Baurusuchus pachechoi




Chimaerasuchus paradoxus




Sphagesaurus huenei



Sphagesaurus montealtensis







Sebecus huilensis



Sebecus icaeorhinus





Itaborai Croc



Bretesuchus bonapartei













Anatosuchus minor





Barcinosuchus gradilis



Itasuchus jesuinoi




Miadanasuchus oblita



Trematochampsa taqueti



Caririsuchus camposi






Kaprosuchus saharicus



Mahajangasuchus insignis



Peirosauridae

Hamadasuchus rebouli




Montealtosuchus arrudacamposi



Uberabasuchus terrificus




Peirosaurus torminni



Lomasuchus palpebrosus








Neosuchia