weten
- we·ten
|
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
weten |
wist[4] |
geweten[4] |
onregelmatig | volledig |
weten
- ergens kennis van hebben
- Hoe kun je dat nou weten als die stof nog nooit behandeld is?
- ▸ Want het was goed hier, om niet te zeggen perfect, en ik zag geen reden waarom ik hier niet net zo lang zou kunnen blijven tot ik wist waar ik naartoe moest gaan.[5]
- ~ te: erin slagen
- Hij wist zijn vader zover te krijgen hem dat geld te geven.
- te weten te komen: iets ontdekken
- De spion probeerde te weten te komen waar de atoomwapens lagen.
- beseffen
- Als je dat maar weet!
- ▸ Er is immers geen sprake van verlies, echtscheiding of overlijden en verder weten we allebei dat we elkaar na een x aantal maanden weer zullen zien.[6]
precies weten wat er gebeurd is
Zeer diepgaande kennis van een zaak hebben
de oorzaak van de problemen weten
een oplossing ergens voor weten
ergens de omgeving totaal niet kennen
als het eenmaal bekend is, is het niet moeilijk meer
precies van alles de details willen weten hoe het in elkaar zit
ergens van helemaal geen verstand hebben
Precies weten hoe het zit
Niet weten dat hij een fout gemaakt heeft
slechte dingen durven doen
van iets geen verstand hebben
weten hoe zaken aangepakt moeten worden
eerst willen weten hoe iemand is
met opzet
kennis hebben van de stituatie waarin men zich bevindt
|
- [1] weet wat je zegt, maar zeg niet alles wat je weetwees zorgvuldig met de informatie die je geeft
- [1] hij heeft de klok wel horen luiden, maar weet niet waar de klepel hangtzijn standpunt is gebaseerd op zeer gebrekkige kennis van de feiten
- [1] je weet nooit hoe een koe een haas vangthet kan onverwacht toch lukken
- [4] laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doetals je een ander helpt, moet je er niet beter van willen worden
1. ergens kennis van hebben
weten waar men mee bezig is
|
vervoeging van |
---|
wijten |
weten
- meervoud verleden tijd van wijten
- Wij weten.
- Jullie weten.
- Zij weten.
- Wij weten.
- Het woord weten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weten" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ weten op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "weten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 4,0 4,1 Weten is van oorsprong zwak: wist komt van *weetde. Het voltooid deelwoord is sterk geworden, maar niet in bijvoorbeeld bewust.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 18
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron “Duidelijkheid over vliegvakantie komt met horten en stoten (en rijkelijk laat)” (24 juni 2022), NU.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
weten
weten