• nik·ke
  • Afkomstig van het Middelnederduitse woord nicken, basisbetekenis 'op en neer bewegen'; verwant aan de Noorse werkwoorden  nige ww  en  neie ww 
Naar frequentie 30531
vervoeging
onbepaalde wijs nikke
tegenwoordige tijd nikker
verleden tijd nikket
nikka
voltooid
deelwoord
nikket
nikka
onvoltooid
deelwoord
nikkende
lijdende vorm nikkes
gebiedende wijs nikk
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

nikke

  1. onovergankelijk knikken (je hoofd snel en gemakkelijk beugen als een teken van toestemming of aanmoediging of als een groet)
    «Blomstene stod og nikket
    De bloemen stonden en knikten.
  2. overgankelijk, (voetbal) koppen
    «Jeg nikket ballen i mål.»
    Ik kopte de bal in het doel.
  3. onovergankelijk dutten, dommelen
    «Jeg var så trett at jeg satt og nikket
    Ik was zo moe dat ik zat te dutten.
  • [1]: nikke bekreftende
bevestigend knikken
  • [1]: nikke farvel
afscheid knikken


  • nik·ke
  • Afkomstig van het Middelnederduitse woord nicken, basisbetekenis 'op en neer bewegen'; verwant aan de Nynorske werkwoorden  nige ww  en  neie ww 
vervoeging
onbepaalde wijs nikke
nikka
tegenwoordige tijd nikkar
verleden tijd nikka
voltooid
deelwoord
nikka
onvoltooid
deelwoord
nikkande
lijdende vorm nikkast
gebiedende wijs nikk
nikka
nikke
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

nikke

  1. onovergankelijk knikken
  2. overgankelijk, (voetbal) koppen (je hoofd snel en gemakkelijk beugen als een teken van toestemming of aanmoediging of als een groet)
    «Eg nikka ballen i mål.»
    Ik kopte de bal in het goal.
  3. onovergankelijk dutten, dommelen
    «Eg var så trøytt at eg sat og nikka
    Ik was zo moe dat ik zat te dutten.
  • [1]: nikke goddag
hello knikken

nikke

  1. gebiedende wijs van nikke