middel
- mid·del
- In de betekenis van ‘middelste deel, bv. van een lichaam’ voor het eerst aangetroffen in 1102 [1]
- [A] Afkomstig van Oudnederlandse woord middil,
- [B] Afleiding van bemiddeling.
[A] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | middel | middelen |
verkleinwoord | middeltje | middeltjes |
[A] het middel o
- het midden
- iets met behulp waarvan een doel bereikt kan worden
- Dat is een middel, niet een doel.
- (medisch) iets dat wordt aangewend om ziekte, ongesteldheid te bestrijden, (verkort voor geneesmiddel)
- Tegen die ziekte is nog geen middel gevonden.
- Er is nog steeds geen middel tegen aids.
- (financieel) geld, bezit; in deze betekenis meestal meerv.
- Hij heeft de middelen om er een sterke onderneming van te maken.
- (taalkunde) (als eerste deel van samenstellingen) fase in de geschiedenis van sommige talen tussen de oudste vorm daarvan ("oud") en de meest recente verleden ("nieuw")
- [3]: medicijn
|
- [2]: Het doel heiligt de middelen.
ter bereiking van een goed doel mag men ook slechte middelen, indien het niet anders mogelijk is, gebruiken
- [2]: door middel van (d.m.v. / dmv)
met gebruikmaking van
- • Dit is een merkwaardige uitvinding die door middel van uv-licht alle parasieten en bacteriën in het water binnen negentig seconden uitschakelt. [3]
- [3]: Het middel is erger dan de kwaal.
De maatregelen die tegen iets genomen worden, richten zelf meer schade aan dan het probleem wat ze moesten oplossen.
2. iets met behulp waarvan een doel bereikt kan worden
3. iets dat wordt aangewend om ziekte, ongesteldheid te bestrijden
4. geld, bezit
Het doel heiligt de middelen.
|
door middel van
- Onderstaande vertalingen dienen nagekeken te worden en omgezet in de bovenstaande tabellen. Nummers na de vertalingen komen niet noodzakelijk overeen met de opgegeven definities. Voor meer uitleg zie WikiWoordenboek:Hoe vertalingen nakijken.
in te delen vertalingen
[B] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | middel | middels |
verkleinwoord | middeltje | middeltjes |
- (anatomie) het middendeel van het menselijk lichaam, meer specifiek op heuphoogte, daar waar de benen overgaan in het bovenlijf; taille
- Hij stond tot aan zijn middel in het water.
- Hij krijgt wat te veel vet om zijn middel.
1. het middendeel van het lichaam
vervoeging van |
---|
middelen |
middel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middelen
- Ik middel.
- gebiedende wijs van middelen
- Middel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van middelen
- Middel je?
- Het woord middel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "middel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "middel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ middel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
middel
- mid·del
- Afkomstig uit het Nederduits
Naar frequentie | 10437 |
---|
o [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | middel | middelet midlet |
middel midler |
midla midlene |
genitief | middels | middelets midlets |
middels midlers |
midlas midlenes |
[A] middel o
- middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een tegenmiddel, vlekkenmiddel)
- (medisch) geneesmiddel
- (economie) hulpbron, resource
- [1]: botemiddel
- [1]: hjelpemiddel
- [1]: næringsmiddel
- [1]: pussemiddel
- [1]: virkemiddel
- [2]: legemiddel
- [1]: Målet helliger middelet.
De goede doel heiligt kwade middelen.
m [B]+[C] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | middel | middelen | midler | midlene |
genitief | middels | middelens | midlers | midlenes |
[B] middel m
- (financieel) vermogen (geld, bezit)
[C] middel m
- middel (het midden)
middel, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van middel
- mid·del
- Afkomstig uit het Nederduits
o [A] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | middel | middelet | middel | midla |
[A] middel o
- middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een geneesmiddel)
- middel (iets om een doel te bereiken, b.v. een tegenmiddel, vlekkenmiddel)
- (medisch) geneesmiddel
- [1]: botemiddel
- [1]: hjelpemiddel
- [1]: næringsmiddel
- [1]: pussemiddel
- [1]: verkemiddel
- [2]: lækjemiddel
m [B] |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | middel | middelen | midlar | midlane |
[B] middel m
- middel (het midden)
middel, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van middel
middel