vaak
Uiterlijk
- vaak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vaak | - |
verkleinwoord | - | - |
de vaak m
- (behoefte tot) slaap
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | vaak | vaker | vaakst |
verbogen | vake | vakere | vaakste |
partitief | vaaks | vakers | - |
vaak [5]
- vele malen
vaak [6]
- vele malen
- nooit, ooit, soms
- gedurig, gewoonlijk, menigmaal, veel, veelal, veeltijds, veelvuldig
1. vele malen
|
- Het woord vaak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vaak" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[8] |
- ↑ "vaak" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vaak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ vaak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ 7,0 7,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stellend |
---|
vaak |
vaak
- slaperig
- «Ek is vaak!»
- Ik heb slaap!
- «Ek is vaak!»
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Bijvoeglijk naamwoord in het Afrikaans