pomp
Uiterlijk
- pomp
- [A] van Middelnederlands pompe ‘afvoerbuis’, in de betekenis van ‘zuig- of persinstrument’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1556 [1] [2] [3]
Alternatieve verklaringen gaan uit van een (her-)ontlening aan of beïnvloeding door Frans pompe, Portugees bomba of Spaans bomba "{scheeps)pomp" die zouden teruggaan op Latijn bombus "gestamp". - [B] van Frans pompe, in de betekenis van ‘praal’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1439 [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pomp | pompen |
verkleinwoord | pompje | pompjes |
- (gereedschap) werktuig dat door middel van drukverschil vloeistoffen of gassen verplaatst
- ▸ Omdat de pomp ruim onder het peil van de laagste waterstanden was geplaatst, was een vacuüminstallatie niet nodig.[4]
- (informeel) benzinepomp, tankstation
- ▸ In Tain l'Hermitage zien we een vervallen garage uit de jaren dertig. G RAGE staat boven de poort, zoals de Nationale 7 ook veel OTELS en RE TAUR NTS kent. De pompen staan er nutteloos bij, op een uithangbord wuift een Michelinmannetje naar de klanten die nooit meer zullen komen.[5]
- (waterbeheer), (techniek), (Noord-Nederland), kokervormige onderdoorgang om water af te voeren
[A] de pomp m
- krachtige beweging om met een pomp vloeistof in beweging te brengen
- [1] door de pomp gaanna eerder verzet toch instemmen
- • "Minister Slob is door de pomp", zegt politiek verslaggever Ron Fresen. "Hij noemt dit zelf een verduidelijking van zijn standpunt, maar de minister is gewoon teruggefloten door de rest van het kabinet."[6]
- [1] loop naar de pompbekijk het maar, ga weg, zoek het maar uit
- ∗ Ten tweede dacht ik dat jij de ware was. Maar nu kun je naar de pomp lopen! Zij die altijd zo mooi was geweest, haar op wie ik zo verliefd was.[7]
- [1] van pomp noch pompstok wetenniets weten, heel dom zijn
|
1.
vervoeging van |
---|
pompen |
[A] pomp
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pompen
- Ik pomp.
- gebiedende wijs van pompen
- Pomp!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pompen
- Pomp je?
[B] de pomp m
- [3] pompeus
- Het woord pomp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pomp" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[8] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ pomp (zuig- of persinstrument) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "pomp" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Rijksstoomgemaal Waalwijk”, De Nederlandse Gemalen Stichting
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ NOS 10/11/2020
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044632767
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Gereedschap in het Nederlands
- Informeel in het Nederlands
- Waterbeheer in het Nederlands
- Techniek in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Kleding in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Dubbele betekenis in het Nederlands