omhalen/vervoeging
Uiterlijk
vervoeging van de bedrijvende vorm van omhalen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omhalen | om te halen | ||||||||
toekomend | zullen omhalen om zullen halen |
te zullen omhalen om te zullen halen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben omgehaald | te hebben omgehaald | ||||||||
toekomend | omgehaald zullen hebben | omgehaald te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
omhalend | omgehaald | ev. haal om |
mv. verouderd haalt om |
hale om (bijzin) omhale | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | haal om | haalt om | haalt om | haalt om | haalt om | halen om | halen om | halen om | |||
verleden (o.v.t.) | haalde om | haalde om | haalde om | haalde om | haalde om | haalden om | haalden om | haalden om | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhalen | zult/zal omhalen | zult/zal omhalen | zult omhalen | zal omhalen | zullen omhalen | zullen omhalen | zullen omhalen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhalen | zou omhalen | zou(dt) omhalen | zoudt omhalen | zou omhalen | zouden omhalen | zouden omhalen | zouden omhalen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | omhaal | omhaalt | omhaalt | omhaalt | omhaalt | omhalen | omhalen | omhalen | |||
verleden (o.v.t.) | omhaalde | omhaalde | omhaalde | omhaalde | omhaalde | omhaalden | omhaalden | omhaalden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omhalen om zal halen |
zult/zal omhalen om zult/zal halen |
zult/zal omhalen om zult/zal halen |
zult omhalen om zult halen |
zal omhalen om zal halen |
zullen omhalen om zullen halen |
zullen omhalen om zullen halen |
zullen omhalen om zullen halen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omhalen om zou halen |
zou omhalen om zou halen |
zou(dt) omhalen om zou(dt) halen |
zoudt omhalen om zoudt halen |
zou omhalen om zou halen |
zouden omhalen om zouden halen |
zouden omhalen om zouden halen |
zouden omhalen om zouden halen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb omgehaald | hebt omgehaald | hebt/heeft omgehaald | hebt omgehaald | heeft omgehaald | hebben omgehaald | hebben omgehaald | hebben omgehaald | |||
verleden (v.v.t.) | had omgehaald | had omgehaald | had omgehaald | hadt omgehaald | had omgehaald | hadden omgehaald | hadden omgehaald | hadden omgehaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgehaald hebben | zal/zult omgehaald hebben | zult/zal omgehaald hebben | zult omgehaald hebben | zal omgehaald hebben | zullen omgehaald hebben | zullen omgehaald hebben | zullen omgehaald hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgehaald hebben | zou omgehaald hebben | zou/zoudt omgehaald hebben | zoudt omgehaald hebben | zou omgehaald hebben | zouden omgehaald hebben | zouden omgehaald hebben | zouden omgehaald hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm omgehaald worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt omgehaald | er is omgehaald | |||||||||
verleden | er werd omgehaald | er was omgehaald | |||||||||
toekomend | er zal omgehaald worden | er zal omgehaald zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou omgehaald worden | er zou omgehaald zijn | |||||||||
lijdende vorm omgehaald worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | omgehaald worden | omgehaald te worden | ||||||||
toekomend | omgehaald zullen worden | omgehaald te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | omgehaald zijn | omgehaald te zijn | ||||||||
toekomend | omgehaald zullen zijn | omgehaald te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word omgehaald | wordt omgehaald | wordt omgehaald | wordt omgehaald | wordt omgehaald | worden omgehaald | worden omgehaald | worden omgehaald | |||
verleden (o.v.t.) | werd omgehaald | werd omgehaald | werd omgehaald | werdt omgehaald | werd omgehaald | werden omgehaald | werden omgehaald | werden omgehaald | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal omgehaald worden | zult omgehaald worden | zult omgehaald worden | zult omgehaald worden | zal omgehaald worden | zullen omgehaald worden | zullen omgehaald worden | zullen omgehaald worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou omgehaald worden | zou omgehaald worden | zou/zoudt omgehaald worden | zoudt omgehaald worden | zou omgehaald worden | zouden omgehaald worden | zouden omgehaald worden | zouden omgehaald worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben omgehaald | bent omgehaald | bent/is omgehaald | zijt omgehaald | is omgehaald | zijn omgehaald | zijn omgehaald | zijn omgehaald | |||
verleden (v.v.t.) | was omgehaald | was omgehaald | was omgehaald | waart omgehaald | was omgehaald | waren omgehaald | waren omgehaald | waren omgehaald | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal omgehaald zijn | zult omgehaald zijn | zult omgehaald zijn | zult omgehaald zijn | zal omgehaald zijn | zullen omgehaald zijn | zullen omgehaald zijn | zullen omgehaald zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou omgehaald zijn | zou omgehaald zijn | zou/zoudt omgehaald zijn | zoudt omgehaald zijn | zou omgehaald zijn | zouden omgehaald zijn | zouden omgehaald zijn | zouden omgehaald zijn |