Naar inhoud springen

mijns

Uit WikiWoordenboek
  • mijns

mijns

  1. (verouderd) genitief van ik en 'k
    • Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns die Zijn gevangene ben; (…) [1]

mijns

  1. (verouderd) genitief m (van) mijn
    • Ik ben een zoon mijns vaders. 
  2. (verouderd) genitief o (van) mijn
    • Dit is de regel mijns huizes. 
79 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[2]


nominatief genitief datief accusatief
vol clit. vol clit. vol clit. vol clit.
enk 1e ic mijns mi mi
2e du -tu dijns di di
3e m hi -i sijns -es
-s
hem -em
-en
hem -en
-ene
-ne
f si -se haer -ere
-re
-er
haer -ere
-re
-er
haer -se
n het t-
-et
-t
- -es
-s
hem het -et
-t
mv 1e wi onser ons ons
2e ghi -i uwer u u
3e si -se haer -ere
-re
-er
hem
hen
-en hem
hen
-se
  • heeft mijn als tweede naamval van ic verdrongen [1]

mijns

  1. genitief eerste persoon enkelvoud: van mij, over mij, mijner