grensrechter
Uiterlijk
- grens·rech·ter
- samenstelling van grens en rechter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | grensrechter | grensrechters |
verkleinwoord | grensrechtertje | grensrechtertjes |
de grensrechter m
- (voetbal) een van beide assistent-scheidsrechters die aan de zijlijnen van het veld geplaatst zijn
- De grensrechter hief zijn vlag om buitenspel aan te geven.
1. assistent-scheidsrechter
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord grensrechter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.