Appel
Uiterlijk
Niet te verwarren met: appel |
Appel m
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Appel m
- Ap·pel
enkelvoud (onbepaald) |
enkelvoud (bepaald) |
meervoud (onbepaald) |
meervoud (bepaald) | |
---|---|---|---|---|
nominatief | en Appel | der Appel | Eppel | die Eppel |
datief | me Appel | em Appel | Eppel | de Eppel |
accusatief | en Appel | der Appel | Eppel | die Eppel |
Appel, m
- (fruit) appel
- «Der Appel iss en Obscht der im Schpotyaahr ready iss zu picke un esse.»
- De appel is een vrucht die in de herfst kan worden geplukt en gegeten.
- «Der Appel iss en Obscht der im Schpotyaahr ready iss zu picke un esse.»
|
- Eppel breche
appels plukken
Appel
- meervoud van Auppel
- IPA: /ɑpʰəɫ/
Appel m
- (Nederland) appel
Categorieën:
- Woorden in het Nedersaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Nedersaksisch
- Fruit in het Nedersaksisch
- Woorden in het Oost-Fries
- Woorden in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Pennsylvania-Duits van lengte 5
- Woorden in het Pennsylvania-Duits met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Pennsylvania-Duits
- Fruit in het Pennsylvania-Duits
- Woorden in het Plautdietsch
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Plautdietsch
- Woorden in het Ripuarisch
- Woorden in het Ripuarisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Ripuarisch
- Fruit in het Ripuarisch