onbepaald
Uiterlijk
- on·be·paald
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbepaald | onbepaalder | onbepaaldst |
verbogen | onbepaalde | onbepaaldere | onbepaaldste |
partitief | onbepaalds | onbepaalders | - |
onbepaald
- zonder grenzen
- niet precies vastgesteld
- het is niet duidelijk om wie of wat het gaat
- onbepaald hoofdtelwoord, onbepaald lidwoord, onbepaald rangtelwoord, onbepaald voornaamwoord, onbepaald zelfstandig naamwoord, onbepaaldheid
3. het is niet duidelijk om wie of wat het gaat
- Het woord onbepaald staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbepaald" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be