Naar inhoud springen

stal

Uit WikiWoordenboek
Versie door Luckas-bot (overleg | bijdragen) op 18 feb 2011 om 09:31 (r2.7.1) (robot Erbij: el:stal, mg:stal)
  • stal
enkelvoud meervoud
naamwoord stal stallen
verkleinwoord stalletje stalletjes

stal m

  1. (veeteelt) ruimte bestemd voor de huisvesting van dier(en)
    • Ze helpt mee met het uitmesten van de stallen. 
  2. (sport)een (handels-)onderneming die deelneemt aan wedstrijden met paarden, auto’s en dergelijke
    • In internationale concoursen zijn de springpaarden uit zijn stal zeer succesvol. 
  3. (verouderd) marktkraam
  4. (economie) verkoopruimte bij openbare gelegenheden zoals stations, ziekenhuizen en dergelijke
    • Ik zal wel een bos bloemen kopen bij het stalletje op de brug. 

Iets op stal zetten

  • Iets afdanken

Iets van stal halen

  • Iets inzetten

Het beste paard van de stal

  • De beste (van een team e.d.)

Het paard ruikt de stal

  • Iemand wil graag naar huis.
vervoeging van
stelen

stal

  1. enkelvoud verleden tijd van stelen
    • Ik stal. 
    • Jij stal. 
    • Hij, zij, het stal.