Naar inhoud springen

heila

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 6 sep 2021 om 18:58 (→‎top: taalparameter met AWB)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • hei·la

heila!

  1. uitroep om iemands aandacht te trekken
    • Gerretje luchtte zijn verkropte woede. "Heila! Zullen jullie je gezicht er eens houden, inktvissen?" [1]
36 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[2]


heila

  1. genitief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. datief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van heili

heila

  1. genitief onbepaald mannelijk meervoud van heili

heila

  1. accusatief onbepaald mannelijk meervoud van heili