Naar inhoud springen

Théophile de Lantsheere

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Théophile de Lantsheere

Théophile Charles André de Lantsheere (Asse, 4 november 1833 - Brussel, 21 februari 1918) was een Belgisch politicus en minister voor de Katholieke Partij.

De Lantsheere was een zoon van de arts Joseph de Lantsheere (1797-1886), schepen in Asse, en van Marie Charlotte de Bolster (1805-1894). Hij trouwde met Leonie Beeckman de Crayloo (Oudenaarde 1836 - Brussel 1936). Ze hadden vier kinderen:

  • Nathalie (1861-1932) die augustines werd in het Engels Klooster in Brugge;
  • Léon (1862-1912) die een carrière doorliep die evenwaardig was aan die van zijn vader en eveneens minister van Justitie werd;
  • Alice (1864-1944), die trouwde met notaris Louis Vergote (1861-1907);
  • Auguste (1870-1932), diplomaat, burgemeester van Meldert, die trouwde met Jeanne Baeyens (1872-1959), dochter van baron Ferdinand Baeyens, gouverneur van de Société Générale.

In 1913 werd Théophile in de erfelijke adel opgenomen met de bij eerstgeboorte overdraagbare titel van burggraaf. Bij zijn dood ging de titel over op zijn kleinzoon, Théophile de Lantsheere (1897-1958), aangezien zijn oudste zoon Léon toen al overleden was.

De familie is in 1974 in de mannelijke tak van naamdragers uitgestorven en beperkte zich na dat jaar tot twee vrouwelijke naamdragers.

De Lantsheere deed middelbare studies aan het Klein Seminarie in Mechelen en aan het Sint-Jozefscollege in Aalst. Hij promoveerde tot doctor in de rechten (1857) en tot doctor in de politieke en administratieve wetenschappen (1858) aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij vestigde zich als advocaat in Brussel (1858-1905) en was vele jaren de juridische raadgever van de families Arenberg en de Ligne. Hij was stafhouder in 1887-1888.

De Lantsheere heeft vooral bekendheid gekregen door zijn politieke loopbaan. In 1860 en tot in 1871 was hij provincieraadslid in de provincieraad van Brabant.

In 1872 werd hij verkozen tot katholiek volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Diksmuide, een mandaat dat hij tot in 1900 vervulde. In 1884 werd hij ondervoorzitter van de Kamer en van 1884 tot 1895 was hij voorzitter. Hij trad af als kamervoorzitter omdat hij niet gesteund werd door de katholieke meerderheid bij het tot de orde roepen van partijgenoot Eeman.[1]

Vervolgens was hij van 1900 tot 1905 provinciaal senator voor West-Vlaanderen.

Nog voor hij in het parlement zetelde werd hij in december 1871 minister van Justitie in de homogene katholieke regering-de Theux-Malou en hield deze functie de hele duur van dit kabinet, tot in 1878. Hij lag aan de basis van heel wat wijzigingen in de wetgeving.[bron?]

In 1890 werd hij benoemd tot minister van Staat.

Nationale Bank

[bewerken | brontekst bewerken]

Na zijn politieke loopbaan werd hij opgenomen in het bestuur van de Nationale Bank van België, als:

  • directeur (bestuurder) van 1890 tot 1899;
  • vicegouverneur van 1899 tot 1905;
  • gouverneur van 1905 tot 1914, formeel tot 1918.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog diende hij zich fel te verzetten tegen de bezetter, die hem trouwens uit zijn ambt verwijderde. Hij overleed enkele maanden voor de overwinning.

Bestuurder van vennootschappen

[bewerken | brontekst bewerken]

De Lantsheere aanvaardde belangrijke beheerderschappen, onder meer:

  • Verzekeringen AG tegen brand;
  • Elektriciteitsmaatschappij Thomson-Houston;
  • Belgisch-Amerikaanse Hypotheekmaatschappij;
  • Algemene Spaar- en Lijfrentekas;
  • Verzekeringen AG - Leven.

Goede betrekkingen met koning Leopold II brachten mee dat de Lantsheere ook toetrad tot allerhande met Congo verbonden instanties:

  • Lid van de Hoge Raad voor Congo;
  • lid van de Hoge Raad bij het ministerie van Kolonies;
  • lid van de Commissie van de XXI voor het onderzoek van de overdracht van Congo aan België;
  • comitélid van het Fonds voor amortissement van de Congolese lotenlening.

De Lantsheere was ook nog terug te vinden als:

  • voorzitter van de Permanente commissie voor het onderzoek van problemen in het internationaal privaatrecht;
  • lid van de onderzoekscommissie naar de militaire toestand van het land;
  • bestuurder van het Carnegie Hero Fund;
  • lid van de Commissie voor de herziening van het Burgerlijk Wetboek.
  • Le dossier d'un Brigand, Brussel, 1898.
  • Jan LINDEMANS, Het geslacht de Lantsheere, in: Eigen Schoon, 1914.
  • Marcel DE SCHAETZEN, Généalogie de la Famille de Lantsheere, in: La noblesse belge, 1933.
  • P. KAUCH, Théophile de Lantsheere, septième gouverneur de la Banque Nationale, in: Revue du personnel de la Banque Nationale, 1957.
  • P. KAUCH, Théophile de Lantsheere, in: Biographie nationale de Belgique, T. XXXII, Brussel, 1964.
  • Paul VAN MOLLE, Het Belgisch Parlement, 1894-1972, Antwerpen, 1972.
  • Jean-Luc DE PAEPE, Le Parlement belge, 1831-1894. Données biographiques, Brussel, 1996.
  • Valery JANSSENS, De beheerders van ons geld. Negentien gouverneurs van de Nationale Bank van België, Tielt, 1997.
  1. Marc Van der Hulst, Koen Muylle, Het federale Parlement : samenstelling, organisatie en werking, 2017, p. 74; Handelingen Kamer 25 januari 1895, p. 522 e.v.
Voorganger:
Prosper Cornesse
Minister van Justitie
1871-1878
Opvolger:
Jules Bara
Voorganger:
Xavier Victor Thibaut
Voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers
1884-1895
Opvolger:
Auguste Beernaert
Voorganger:
Victor Van Hoegaerden
Gouverneur van de Nationale Bank van België
1905-1918
Opvolger:
Leon Van der Rest