De zwarte rattenslang (Pantherophis obsoletus) is een slang die behoort tot de familie van de toornslangachtigen (Colubridae). De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Elaphe en in veel literatuur wordt deze oude naam gebruikt.
De slang komt voor in delen van oostelijk Noord-Amerika; in de Verenigde Staten en zuidelijk Canada. De zwarte rattenslang komt voor in een groot gebied en leeft in uiteenlopende habitats. De soort komt in grote delen van het verspreidingsgebied nog algemeen voor. Op het menu staan knaagdieren en andere kleine gewervelde dieren die door verwurging worden gedood. De slang is niet giftig, maar staat bekend als vrij agressief en bijterig.
De lichaamskleur is in grote delen van het areaal uniform zwart, met een witte tot gele onderzijde. In zuidelijke delen kan de slang ook een oranje tot gele of bruine kleur hebben en ook strepentekeningen komen voor. De huid van de slang is meestal niet te zien omdat deze bedekt wordt door de schubben. Als de huid wordt uitgerekt, zoals na het eten van een grote prooi, wordt een vlekachtige tekening zichtbaar.
De groene boompython (Morelia viridis) is een slang uit de familie pythons (Pythonidae). De groene boompython is een middelgrote soort die maximaal ongeveer 2 meter kan worden maar meestal kleiner blijft. De lichaamskleur is groen met gele tot blauwe strepen en gele tot witte vlekken. De juvenielen hebben een markante gele of rode kleur met opvallende vlekken. De python komt voor in regenwouden in zuidoostelijk Azië. Het is een typische boombewoner die zelden de bodem betreedt. De python is niet giftig en doodt zijn prooi door wurging.
De python heeft verschillende natuurlijke kleurvariaties die gedurende het ouder worden veranderen. Jonge boompythons zijn geel of rood van kleur maar oudere exemplaren worden groen van kleur. De reden van deze drastische kleuromslag is bestudeerd maar nog niet precies bekend. De groene boompython is een van de weinige slangen die populair is als exotisch huisdier.
De gouden boomkikker (Ranoidea aurea) is een kikker uit de familie Pelodryadidae. De gouden boomkikker komt voor in delen van Australië en is uitgezet door de mens op onder andere Nieuw-Zeeland. Het is een bewoner van zoet water en de kikker kan zich voortplanten in tijdelijke poeltjes. De boomkikker wordt vrij groot en kan meer dan 10 centimeter lang worden, de lichaamskleur is groen met bruine vlekken.
De gouden boomkikker behoort tot de boomkikkerfamilie maar is in tegenstelling tot de meeste soorten een echte bodembewoner. De kikker bewoont vochtige gebieden zoals graslanden en vochtige bossen. Op het menu staan insecten en kleine gewervelden, belangrijke vijanden zijn vogels, zoogdieren en reptielen.
De Nederlandstalige naam gouden boomkikker slaat op de huidskleur die bestaat uit een groene basiskleur met bruine en gele accenten over de gehele bovenzijde van het lichaam.
De zeeleguaan, ook wel zeehagedis (Amblyrhynchus cristatus) is een hagedis uit de familie leguanen (Iguanidae).
De zeeleguaan wordt beschouwd als een unieke soort door de gespecialiseerde levenswijze en voedselbehoefte. De zeeleguaan is de enige hagedis die zijn voedsel uit de zee haalt en uitsluitend van algen leeft. De hagedis kan ook behoorlijk diep duiken en heeft speciale klieren om van het overtollige zout in het voedsel af te komen. In tegenstelling tot andere hagedissen leven de dieren in grote groepen, waarbij ze een grote tolerantie voor soortgenoten hebben. De zeeleguaan moet eerst op temperatuur komen door te zonnen voordat onder water naar voedsel kan worden gezocht.
De wetenschappelijke naam van de leguaan is Amblyrhynchus cristatus, het is de enige soort uit het monotypische geslacht Amblyrhynchus. De zeeleguaan komt alleen voor op de Galapagoseilanden.
De ribbensalamander (Pleurodeles waltl) is een salamander uit de familie echte salamanders (Salamandridae). De salamander dankt zijn Nederlandse naam aan de vorm van verdediging waarbij hij zijn scherpe ribben letterlijk dwars door de huid steekt.
De ribbensalamander is na de olm de grootste Europese salamander. De soort is te herkennen aan de korrelige huid, het zwaar gebouwde lichaam en de afgeplatte kop. De ogen liggen in vergelijking met andere salamanders meer aan de bovenzijde van de kop.
De soort komt voor in zuidelijk Europa op het Iberisch Schiereiland en in noordelijk Afrika in delen van Marokko. De salamander is sterk aan water gebonden en kan anders dan veel andere salamanders hierin het gehele jaar leven. Het voedsel bestaat uit kleine ongewervelden zoals insecten. Belangrijke vijanden zijn in het water jagende slangen zoals de gladde slangen uit het geslacht Natrix.
De matamata is een middelgrote soort die voorkomt in delen van Zuid-Amerika en leeft in ondiepe rivieren en andere wateren. De schildpad heeft een zeer opmerkelijk uiterlijk door de lange nek, kleine kop, het bulterige schild en de vlezige huidflappen aan de kop en de nek. Het is hierdoor een van de bekendste schildpadden ter wereld. De schildpad is populair in de handel in exotische dieren en in dierentuinen.
De schildpad is zeer sterk op het water aangepast en komt er zelden uit. Op het menu staan voornamelijk vissen, die door de bek te openen naar binnen worden gezogen. De nek is breed en zeer lang en de kop is juist klein en driehoekig van vorm. Op het schild zijn twee rijen puntige bulten aanwezig, het schild is vaak begroeid met algen. Jongere dieren hebben een lichtbruine kleur, oudere exemplaren zijn zeer donker gekleurd.
De scheltopusik, ook wel pantserhazelworm of Europese glasslang (Pseudopus apodus) is een hagedis uit de familie hazelwormen (Anguidae). De hagedis heeft een langwerpig lichaam zonder zichtbare pootjes. De lichaamskleur is licht- tot donkerbruin, de onderzijde is lichter gekleurd. Het lichaam is relatief dik en erg gespierd, de schubbenhuid is voorzien van kleine beenplaatjes.
De scheltopusik is de langste pootloze hagedis ter wereld en lijkt uiterlijk sterk op een slang waardoor het dier hier vaak mee wordt verward. De soort is echter makkelijk te onderscheiden door de beweeglijke oogleden en de huidplooi aan de onderzijde van de flanken. Dergelijke kenmerken komen bij slangen namelijk nooit voor.
De scheltopusik komt voor in delen van oostelijk en zuidelijk Europa, Centraal Azië en het Arabisch Schiereiland. Het is een bewoner van relatief droge gebieden met enige vegetatie. De hagedis leeft van kleine dieren zoals insecten en slakken.
De olm of grottenolm (Proteus anguinus) is een salamander uit de familie olmachtigen (Proteidae).De olm is een van de weinige troglobieteamfibieën, wat betekent dat het dier zijn hele leven uitsluitend in grotten doorbrengt. De olm is daarnaast de enige strikt in grotten levende gewervelde in Europa.
De salamander is neoteen wat betekent dat de kenmerken van de larve grotendeels behouden blijven bij de volwassen exemplaren. De olm wijkt daardoor af van andere salamanders wat betreft uiterlijke kenmerken, levenswijze en voortplanting. De olm heeft een langwerpige en enigszins wormachtige lichaamsvorm en heeft door de geelwitte tot roze kleur een spookachtige verschijning. De ledematen en de vingers en tenen zijn gedegenereerd en zeer klein. De kop is duidelijk te onderscheiden van de rest van het lichaam door de opvallende externe kieuwen direct achter de schedel.
De olm leeft in grotten langs de kustlijn van de Balkan. Biologen die de salamander bestuderen worden geconfronteerd met de zeer moeilijk na te bootsen natuurlijke habitat. Veel onderzoekslaboratoria zijn om deze reden gebouwd in bestaande grotten, zodat de olm toch bestudeerd kan worden. Dergelijke grotten zijn te vinden in onder andere Engeland, Duitsland en België.
De ringnekslang (Diadophis punctatus) is een middelgrote slang uit de familie Dipsadidae. Tot in 2013 was de soort ingedeeld bij de toornslangachtigen (Colubridae).
De lichaamskleur is donkergrijs tot zwart. De meeste exemplaren hebben een opvallende, donker omzoomde gele tot oranje halsband achter de kop. Aan dit onderscheidende kenmerk is de Nederlandstalige naam te danken. De vorm en de kleur van deze band verschillen enigszins per ondersoort. Een andere karakteristiek is het patroon van de zwarte vlekjes op de buikschubben of het ontbreken ervan. Ook de lichaamskleur is kenmerkend: de bovenzijde is grijs en de buik is geel tot oranje.
De onderzijde van de staart is vaak felrood. Een volwassen ringnekslang is klein tot middelgroot met een lichaamslengte van ongeveer 20 tot 75 centimeter, afhankelijk van de ondersoort.
Pijlgifkikkers (Dendrobatidae) zijn een familie van kikkers (Anura). Pijlgifkikkers zijn door hun felle kleuren en de bijzondere vorm van broedzorg een van de bekendste groepen van kikkers.
Pijlgifkikkers zijn kleine, gedrongen diertjes die zich kenmerken door de vaak zeer felle kleuren. Er zijn ongeveer 185 verschillende soorten die voorkomen in delen van Midden- en Zuid-Amerika. De meeste soorten zijn overdag actief en zijn niet schuw, in tegenstelling tot de meeste andere kikkers die zich overdag schuilhouden en juist erg alert zijn. De groep werd vroeger wel tot de echte padden gerekend, maar dit is achterhaald. Pijlgifkikkers leven in vochtige en warme, tropische gebieden. De meeste soorten zijn bodembewoners, sommige soorten zijn juist in bomen te vinden. Het voedsel bestaat uit insecten en andere kleine ongewervelden. Veel soorten zijn erg giftig en hebben hierdoor weinig vijanden.
De dwergpofadder (Bitis peringueyi) is een giftigeslang uit de familie adders (Viperidae). De dwergpofadder dankt zijn naam aan het feit dat het een van de kleinste soorten is uit het geslacht van de pofadders (Bitis).
De adder komt voor in delen van Afrika en leeft in zuidelijk Angola en Namibië. De dwergpofadder bereikt een totale lichaamslengte van 22 tot 25 centimeter, zelden meer als 30 cm. Het lichaam is relatief dik en erg gespierd. De lichaamskleur is zandkleurig lichtbruin -grijsgeel tot roodgeel- zodat het dier niet opvalt als het zich half ingegraven in de bodem schuilhoudt.
De slang brengt een groot deel van zijn leven door in de bodem waarbij het dier zich grotendeels ingraaft in het zand. Vaak bevindt de adder zich vlak bij een graspol aan de rand van een zandduin.
De moeraskrokodil komt voor in zuidelijk Azië, voornamelijk India en Pakistan. De krokodil leeft van vissen en andere dieren die in of bij het water leven zoals insecten. De moeraskrokodil zet de eieren af in holen en niet in een nesthoop zoals andere soorten doen.
De moeraskrokodil is een bewoner van zoet water en leeft in rivieren, meren, moerassen en ook wel door de mens aangelegde waterwegen zoals kanalen. De krokodil wordt soms in brak water aangetroffen maar heeft een voorkeur voor zoet water.
De zwarte rattenslang (Pantherophis obsoletus) is een slang die behoort tot de familie van de toornslangachtigen (Colubridae). De soort behoorde lange tijd tot het geslacht Elaphe en in veel literatuur wordt deze oude naam gebruikt.
De slang komt voor in delen van oostelijk Noord-Amerika; in de Verenigde Staten en zuidelijk Canada. De zwarte rattenslang komt voor in een groot gebied en leeft in uiteenlopende habitats. De soort komt in grote delen van het verspreidingsgebied nog algemeen voor. Op het menu staan knaagdieren en andere kleine gewervelde dieren die door verwurging worden gedood. De slang is niet giftig, maar staat bekend als vrij agressief en bijterig.
De lichaamskleur is in grote delen van het areaal uniform zwart, met een witte tot gele onderzijde. In zuidelijke delen kan de slang ook een oranje tot gele of bruine kleur hebben en ook strepentekeningen komen voor. De huid van de slang is meestal niet te zien omdat deze bedekt wordt door de schubben. Als de huid wordt uitgerekt, zoals na het eten van een grote prooi, wordt een vlekachtige tekening zichtbaar.