Jan van Elseracq
Johan van Elseracq of Elzerach was Opperhoofd in Desjima namens de VOC tussen 1 november 1641 en 28 oktober 1642. Vervolgens was hij Raad van Justitie in Batavia en van 8 september 1643 tot 14 november 1644 opnieuw opperhoofd. Hij heeft in totaal acht jaar op het eiland gewoond, waarschijnlijk eerst als onder- en opperkoopman.
Vanaf 1641 waren ongeveer twintig Nederlanders op het eiland woonachtig: vier opperkooplieden, een koopman, drie onderkooplieden, een chirurg, Jan van Riebeeck, een aantal assistenten en jongens in opleiding. De Nederlanders hadden de plicht jaarlijks de keizer in Edo te bezoeken en Spaanse of Portugese schepen aan te vallen. De datum van het vertrek en bezoek aan de keizer was bepaald volgens de Japanse kalender. Van Elseracq kreeg te maken met nieuwe beperkende handelsvoorwaarden. Een diplomatieke oplossing van de Nambu-affaire was een van de zaken waar Van Elseracq zich mee bezig moest houden.
Elseracq en Pieter Anthoniesz. Overtwater, het vorige opperhoofd dat nog niet vertrokken was, reisden naar de shogun Tokugawa Iemitsu, waar nog steeds tien Nederlanders gevangen zaten. In Edo mochten ze niemand spreken of bezoeken. Het logement leek wel een gevangenis.
Elseracq werd ondervraagd op het kasteel en had een persoonlijk onderhoud met de shogun (door de Nederlanders keizer genoemd). Als hij een ander verhaal vertelde dan de tien gevangen genomen Nederlanders van de Breskens zouden die vermoord worden en was het met de handel op Japan afgelopen. Hij verzweeg dat ze op zoek waren naar de Goud- en Zilvereilanden en verklaarde dat de expeditie van de Breskens was bedoeld om de handel op Tartarije uit te breiden.
De Japanners zagen hun vergissing in en draaiden bij. Er werden nieuwe regels opgesteld, de Nederlanders mochten blijven, maar kanonnen afschieten voor de kust zonder zich te identificeren was er niet bij. Als de Nederlanders ooit ergens zouden vernemen dat er katholieken naar Japan werden gestuurd, moesten ze dat melden.[1] De Japanners waren tevreden dat de Republiek weer tot de tegenstanders van Portugal behoorde.[2]
Bij de geschenken die Elseracq de shogun overhandigde was een in Amsterdam gemaakte negenhoekige koperen lantaarn van drie meter hoog en een gewicht van 2000 kilo. Hij was in onderdelen vervoerd en werd in Edo weer in elkaar gezet. De lantaarn staat nog steeds bij de Yomei-poort van Tokugawa Ieyasu's mausoleum in Nikko.
Op kerstavond 24 december 1643 mochten alle Nederlanders vertrekken, zodat ze konden bewijzen dat ze die dag anders doorbrachten dan de katholieken. Tot hun verbazing was er door de shogun een nieuwe eis toegevoegd. Als er ergens op de Japanse kust een Nederlands schip aankwam moest het opperhoofd naar Edo reizen om te melden wie dat waren en wat hun doel was. Volgens de Japanners zou Elseracq toegezegd hebben dat hij als gezant van de Republiek terug zou komen om de shogun te bedanken voor de vrijlating. Toen ging de stoet op de terugreis. Oud en Nieuw werd doorgebracht bij geisha's. Negen maanden later vertrokken Hendrick Schaep en zijn mannen van de Breskens naar Batavia. Ze hadden een brief bij zich waarin stond dat de Japanners de Nederlanders nu goed hadden kunnen bestuderen en dat het in hun voordeel zou zijn. Elseracq ging eerst nog naar Formosa en Siam en daarna naar Batavia.
Elseracq werd op 5 januari 1643 lid van de Raad van Justitie in Batavia en was in het seizoen 1643-1644 opnieuw opperhoofd in Dejima. Op 18 januari 1645 werd hij admiraal van de retourvloot en keerde terug naar de Republiek.
Externe link
[bewerken | brontekst bewerken]- Hesselink, R.H. (2000) Gevangenen uit Nambu. Een waar geschied verhaal over de VOC in Japan. Google books
- ↑ Shogun Tokugawa Iemitsu had zijn voorvader Ieyasu goddelijk verklaard. Hij zag daarbij vooral China en het christendom als concurrenten.
- ↑ Tot 1640 was Portugal in personele unie verenigd met Spanje. Tijdens de Portugese Restauratieoorlog ondersteunde de Republiek Portugals onafhankelijkheidsstrijd en men poogde met de nieuwe bondgenoten in Nederlands Brazilië tot een modus vivendi te komen. In 1641 sloot Johan Maurits van Nassau-Siegen een verdrag met de Portugezen. Maar dat zou niet lang stand houden.
Voorganger: Maximiliaan le Maire |
Opperhoofd in Dejima 1641-1642 |
Opvolger: Pieter Anthoniesz. Overtwater |
Voorganger: Pieter Anthoniesz. Overtwater |
Opperhoofd in Dejima 1643-1644 |
Opvolger: Pieter Anthoniesz. Overtwater |