Naar inhoud springen

Historische zetelverdeling Eerste Kamer

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Onderstaand volgt een overzicht van de zetelverdeling van de Eerste Kamer sinds de grondwetsherziening in 1848.

De Eerste Kamer werd ingesteld in 1815. Van 1815 tot 1848 werden de leden van de Eerste Kamer benoemd door de Koning.

Het minimum aantal leden bedroeg in deze periode 40 en het maximum aantal 60.

Na de afscheiding van de Zuidelijke provincies bedroeg het minimum aantal leden 20 en het maximum aantal 30.

Van 1848 tot 1850 gold nog een overgangsregeling.[1] De wijze van verkiezing van de Eerste Kamer werd nader geregeld bij de invoering van de Kieswet in 1850.

Provinciale Staten kozen van 1850 tot 1923 de leden van de Eerste Kamer in elf kiesgroepen naar provincie.[2] Om gekozen te worden was in de vergadering van Provinciale Staten een absolute meerderheid vereist. De zittingstermijn van een lid was negen jaar; om de drie jaar werd een derde gedeelte van de Eerste Kamer vernieuwd.

Het aantal leden van de Eerste Kamer bedroeg in deze periode 39.

Groepering 1850 1853 1856 1859 1862 1865 1868 1871 1874 1877 1880 1883 1884 1887
gematigde liberalen 18 19 18 17 14 13 13 11 12 10 8 5 2 1
conservatieven 11 12 12 12 13 12 10 6 4 2 2 1 1 2
liberalen 7 7 8 9 12 14 16 17 18 21 23 24 25 26
conservatief-protestanten 3 1 1 1 1 1
katholieken 5 5 6 6 7 8 9
conservatief-liberalen 1 2
ARP 1
Totaal 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39 39

Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1850, 1884 en 1887.

In 1888 werd het aantal leden van de Eerste Kamer verhoogd van 39 naar 50.

Partij 1888 1890 1893 1896 1899 1902 1904 1907 1910 1913 1916 1917 1919 1922
LU[3] 32 32 32 27 24 18 12 13 15 16 15 14 13
vrije liberalen[4] 4 7 9 7 6 3 0 1 1 1
Vrijheidsbond[5] 1
katholieken[6]/AB 10 11 12 13 13 14 18 18 18 18 17 17 17 21
conservatieven 3 2 1 1 1 1
gematigde liberalen 2 2
conservatief-liberalen 2 2 1
ARP 1 1 4 5 2 5 8 9 9 9 9 9 9 14
Vrij-ARP[7] 3 3
CHP[8] 5 4
CHU[9] 5 4 4 4 4 7
VDB 2 2 3 2 4
SDAP 1 2 2 4 3
Totaal 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50

Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1888, 1904[10], 1917 en 1922.

In 1923 werd het kiessysteem gewijzigd: het stelsel van evenredige vertegenwoordiging werd ingevoerd. De verkiezing door Provinciale Staten bleef gehandhaafd. Van 1923 tot 1983 was de zittingstermijn van een lid van de Eerste Kamer zes jaar; om de drie jaar werd de helft van de Eerste Kamer vernieuwd in vier kiesgroepen naar provincie.[2]

Partij 1923 1926 1929 1932 1935 1937 1946 1948 1951 1952 1955 1956 (I)
AB 16
RKSP[11] 16 16 16 16 16
KVP[12] 17 17 16 17 17 17
SDAP 11 11 11 11 11 12
VDB 3 3 4 4 3 2
PvdA[13] 14 14 14 14 14 15
ARP 8 7 6 6 6 7 7 7 7 7 7 7
CHU 7 7 7 7 7 6 5 5 6 6 6 6
Vrijheidsbond[14] 5 6 6 6 5 3
PvdV[15] 3
VVD[16] 3 4 4 4 4
NSB 2 4
CPN 4 4 3 2 2 1
Totaal 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50 50

Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1923, 1937, 1946, 1948, 1952 en 1956 (I).

In 1956 werd het aantal leden van de Eerste Kamer verhoogd van 50 naar 75.

Partij 1956 (II) 1960 1963 1966 1969 1971 1974 1977 1980 1981
KVP 25 26 26 25 24 22 16
ARP 8 8 7 7 7 7 6
CHU 8 8 7 7 8 7 7
CDA[17] 24 27 28
VVD 7 8 7 8 8 8 12 15 13 12
PvdA 22 23 25 22 20 18 21 25 26 28
CPN 4 2 1 1 1 3 4 2 1 1
PSP 2 3 3 1 1 1
PPR 1 2 4 5 3 1
SGP 1 1 1 1 1 1
BP 2 3 1 1
D66 6 3 2 4
GPV 1 1
Totaal 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75

Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer (waarbij voor alle zetels verkiezingen gehouden werden) vonden in deze periode plaats in 1956 (II), 1963, 1971 en 1981.

Sinds 1983 wordt de Eerste Kamer om de vier jaar in zijn geheel vernieuwd, vanaf 1987 na ontbinding volgend op verkiezingen voor de Provinciale Staten. De kiesgroepen naar provincie werden afgeschaft. Vanaf 2019 wordt de Eerste Kamer mede gekozen door de kiescolleges voor de Eerste Kamer.

Partij 1983 1986 1987 1991 1995 1999 2003 2007 2011 2015 2019 2023
CDA 26 26 26 27 19 20 23 21 11 12 9 6
VVD 17 16 12 12 23 19 15 14 16 13 12 10
PvdA 17 17 26 16 14 15 19 14 14 8 6 7[18]
CPN 2 2 1
PSP 2 2 1
PPR 1 2 1
GL[19] 4 4 8 5 4 5 4 8 7[18]
SGP 2 2 1 2 2 2 2 2 1 2 2 2
D66 6 6 5 12 7 4 3 2 5 10 7 5
GPV 1 1 1 1 1
RPF 1 1 1 1 1
CU[20] 4 2 4 2 3 4 3
AOV 2
SP 1 2 4 12 8 9 4 3
OPNL[21] 1 1 1 1 1 1 1 1
LPF 1
PvdD 1 1 2 3 3
PVV 10 9 5 4
50PLUS 1 2 2 1
FVD 12 2
BBB 16
JA21 3
Volt 2
Totaal 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75 75

Algemene verkiezingen wegens tussentijdse ontbinding van de Eerste Kamer vonden in deze periode plaats in 1983 en 1986.

Grafisch overzicht

[bewerken | brontekst bewerken]

De samenstelling van de Eerste Kamer der Staten-Generaal vanaf 1946 tot 2015 in een grafische weergave.