Naar inhoud springen

Bezprym

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Fictief portret door Jan Matejko.

Bezprym (ook Bezprem, Wezprem;[1] 986 - 1032) was vanaf 1031 hertog van Polen uit de dynastie van de Piasten.

Bezprym was de oudste zoon van koning Bolesław I uit zijn tweede huwelijk met een Hongaarse prinses,[2] waarschijnlijk een dochter van Géza. Bezpryms ongewone naam lijkt van Slavische, en niet van Hongaarse afkomst te zijn. De bronnen zwijgen over Bezpryms leven na de scheiding van zijn ouders in 987. Volgens de ene hypothese zou hij een monnik in Pereum zijn geweest (999),[3] volgens een andere zou hij in Hongarije hebben gewoond (en zijn naam hebben gegeven aan de Hongaarse plaats Veszprém).[4]

Na de dood van zijn vader in 1025, die zijn zoon Mieszko II. uit zijn derde huwelijk met Emnilda als opvolger en erfgenaam had aangeduid, greep Bezprym de vertwijfelde situatie, waarin zijn halfbroer het koninkrijk Polen, door oorlogen met de buurlanden en conflicten met de adellijke oppositie had gebracht, aan om zijn aanspraken op de troon te doen gelden. Hij dwong in 1031 met de hulp van Russische troepen en in een alliantie met keizer Koenraad II zijn halfbroer, koning Mieszko II, om samen met zijn jongste broer, Otto, te vluchten naar Bohemen.[5] Als opvolger van Mieszko II, verzaakte hij aan de kroon en regalia, die hij aan Koenraad II overdroeg.[6]

Toen Bezprym in 1032 werd vermoord,[7] kon Mieszko II terugkeren op de troon, maar moest zich echter in 1033 aan Koenraad II onderwerpen en met het delen van zijn erfenis met zijn verwanten, Diederik en zijn broer Otto, instemmen.[8]

  1. Thietmar van Merseburg, Chronicon: Besprim; Annalista Saxo: Besfrim; Annales Hildesheimenses en Annales Altahenses maiores: Bezbriem.
  2. Annalista Saxo ad annum 991 (= MGH SS, XXXVII, p. 254), Thietmar van Merseburg, Chronicon IV 58 (37), 59 (38) (= MGH SS rer. Germ. N.S., IX, pp. 198, 199).
  3. Gebaseerd op een passage uit de Vita beati Romualdi (26): Habebat autem equum satis egregium, quem sibi Busclavi Sclavonici regis filius dederat, factus ab eo monachus. Zie ook: S. Gawlas, Die hl. Adalbert als Landespatron und die frühe Nationenbildung bei den Polen, in M. Borgolte (ed.), Polen und Deutschland vor 1000 Jahren: Die Berliner Tagung über den “Akt von Gnesen”, Berlijn, 2002, p. 209 (n. 98). Gearchiveerd op 4 juni 2023.
  4. Zie: G. Kristó, Les relations des Hongrois et des Polonais aux Xe-XIIe siècles d'après les sources, in Quaestiones Medii Aevi Novae 7 (2002), p. 132: "Etant donné qu'une des villes les plus anciennes de Hongrie, la résidence épiscopale, l'un des centres de l'organisation du comté châtelain formée sous saint Etienne se nomme Veszprém dont le nom s'accorde de manière éclatante avec le nom du fils de Boleslas, bezprym, née d'une femme hongroise, jusqu'à nos jours il y a une hypothèse selon laquelle la ville de Veszprém porte le nom de ce Bezprym, neveu de saint Etienne. Puisque le centre des Ârpâd se trouvait indiscutablement en Transdanubie dans le dernier tiers du Xe siècle (sous le duc Géza sûrement) là, où se trouve Veszprém aussi, cela soutenait le soupçon que le nom de la ville était venu effectivement du fils de Boleslas, Bezprym, devenu plus tard roi de Pologne. Mais c'est une possibilité à exclure à coup sûr. Puisque la naissance de Bezprym peut être datée de 988, vers 1000, lorsque saint Etienne y a créé le comté châtelain de Veszprém dont la première mention écrite nous est restée dès le début du 11e siècle16, un jeune homme de 12 ans aurait dû être à la tête du château pour pouvoir être, comme premier comte, éponyme du château et du comté châtelain. Donc, ce fil qui aurait lier Bezprym et son père Boleslas le Grand aux Árpád est à éliminer."
  5. Annales Altahenses maiores ad annum 1031 (= MGH SS rer. Germ., IV, p. 18),Annales Hildesheimenses ad annum 1031 (= MGH SS rer. Germ., VIII, p. 36), Annalista Saxo ad annum 1031 (= MGH SS, XXXVII, pp. 368-369).
  6. Annales Hildesheimenses ad annum 1031 (= MGH SS rer. Germ., VIII, p. 36), Annalista Saxo ad annum 1031 (= MGH SS, XXXVII, p. 369).
  7. Annales Altahenses maiores ad annum 1032 (= MGH SS rer. Germ., IV, p. 18), Annales Hildesheimenses ad annum 1032 (= MGH SS rer. Germ., VIII, p. 37), Annalista Saxo ad annum 1032 (= MGH SS, XXXVII, p. 369).
  8. Vgl. J. Dowiart, art. Bezprym, in Lexikon des Mittelalters I (1993), col. 36.

Historische bronnen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Annales Altahenses maiores ad annum 1031-1032 (= W. von Giesebrecht - E. von Oefele (edd.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, IV, Hannover, 1890, p. 18).
  • Annales Hildesheimenses ad annum 1031-1032 (= G. Waitz (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum in usum scholarum separatim editi, VIII, Hannover, 1878, pp. 36-37).
  • Annalista Saxo ad annum 991, 1017 (?), 1031-1032 (= K. Nass (ed.),Monumenta Germaniae Historica, Scriptores, XXXVII, Hannover, 2006, pp. 254, 352, 368-369).
  • Thietmar van Merseburg, Chronicon IV 58 (37), 59 (38) (= R. Holtzmann (ed.), Monumenta Germaniae Historica, Scriptores rerum Germanicarum, Nova series, IX, Berlijn, 1935, pp. 198, 199).