Naar inhoud springen

Albrecht II van Meißen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Albrecht II van Meißen
1240-1314
Albrecht II (links) op het vorstendoek van Dresden.
Albrecht II (links) op het vorstendoek van Dresden.
Markgraaf van Meißen
Periode 1288-1291
Voorganger Hendrik III
Opvolger Frederik Tuta
Landgraaf van Thüringen
Periode 1265-1293
Voorganger Hendrik III
Opvolger Adolf
Vader Hendrik III van Meißen
Moeder Constance van Oostenrijk

Albrecht II van Meißen bijgenaamd de Ontaarde (Meißen, 1240 - Erfurt, 20 november 1314) was van 1288 tot 1291 markgraaf van Meißen, van 1265 tot 1291 paltsgraaf van Saksen en van 1265 tot 1294 landgraaf van Thüringen. Hij behoorde tot het huis Wettin.

Hij was de oudste zoon van markgraaf Hendrik III van Meißen en diens eerste gemalin Constance van Oostenrijk, dochter van hertog Leopold VI van Oostenrijk.

In 1265 verdeelde zijn vader een deel van zijn gebied tussen Albrecht en zijn broer Diederik. Albrecht kreeg het landgraafschap Thüringen en het paltsgraafschap Saksen, terwijl Diederik het markgraafschap Landsberg kreeg. Het markgraafschap Meißen en het markgraafschap Neder-Lausitz bleven in handen van Hendrik III.

In juni 1255 huwde Albrecht II met Margaretha van Sicilië, een dochter van keizer Frederik II van het Heilige Roomse Rijk, die eveneens koning van Sicilië was. Als bruidsschat kreeg zijn vader het Pleißenland aan zijn rijk toegevoegd. Albrecht en Margaretha kregen de volgende kinderen:

Hoewel het huwelijk tussen Albrecht en Margaretha zeer gelukkig was, verliet hij haar uiteindelijk en begon hij een gepassioneerde liefdesaffaire met Kunigunde van Eisenberg. Ze kregen twee buitenechtelijke kinderen:

  • Elisabeth (1269-1326), huwde voor 1291 met graaf Hendrik II van Frankenstein
  • Albrecht, bijgenaamd Apitz (1270 - 1305), vanaf 1290 heer van Tenneberg

Toen Margaretha ontdekte dat haar echtgenoot haar bedroog en dat hij twee buitenechtelijke kinderen had gekregen, verliet zij Albrecht op 24 juni 1270 om naar Frankfurt am Main te trekken, waar ze korte tijd later stierf. Vervolgens bracht Albrecht zijn jongere zonen Frederik en Diezmann naar zijn broer Diederik. Zijn oudste zoon Hendrik stierf in 1282 in Silezië.

In 1274 huwde Albrecht uiteindelijk met zijn maîtresse Kunigunde en maakte hij zijn buitenechtelijke kinderen wettig. Toen Albrecht besliste om Apitz het landgraafschap Thüringen na te laten en zijn zonen uit zijn eerste huwelijk enkel het markgraafschap Neder-Lausitz en het paltsgraafschap Saksen na te laten, waren Frederik en Diezmann daar niet tevreden mee en ze begonnen een oorlog tegen hun vader. Albrecht liet daarop Frederik gevangenzetten in het kasteel van Warburg, waaruit hij een jaar later echter ontsnapte. Vervolgens zetten Frederik en Diezmann de oorlog tegen hun vader voort. Het was ook in die periode dat in 1284 Albrechts broer Diederik en in 1288 Albrechts vader Hendrik III stierf, wat de familieconflicten nog verergerde.

Toen zijn vader in 1288 overleed, werd Albrecht II eveneens markgraaf van Meißen, terwijl zijn neef Frederik Tuta, de zoon van zijn broer Diederik, het markgraafschap Neder-Lausitz erfde. Kort daarna werden de troepen van Albrecht II in een veldslag verslagen door die van zijn zoon Frederik, waarna hij gevangen werd genomen. Vervolgens werd op 1 januari 1289 de vrede van Rochlitz gesloten, waarbij Albrecht in ruil voor zijn vrijlating grote delen van zijn grondgebied moest afstaan. Albrecht bleef het markgraafschap Meißen behouden, maar verkocht het begin 1291 aan zijn neef Frederik Tuta. Nadat Frederik Tuta korte tijd later zonder nakomelingen kwam te overlijden, werden zijn landen ingenomen door Albrechts zonen Frederik en Diezmann.

Nadat Albrecht II met financiële problemen begon te kampen, besloot hij in 1293 het landgraafschap Thüringen te verkopen aan Rooms-Duits koning Adolf van Nassau. Officieel stond in het koopcontract dat Adolf van Nassau Thüringen zou innemen als Albrecht II zou sterven. In het contract stond echter ook dat Albrecht het markgraafschap Meißen en het markgraafschap Lausitz in handen had, terwijl die eigenlijk in handen waren van zijn zonen. Hiermee konden zowel Adolf als zijn opvolger Albrecht I van Habsburg de gebieden van Albrecht II innemen door te claimen dat het koopcontract wettig en legitiem was.

Op 31 oktober 1286 overleed Albrechts tweede echtgenote Kunigunde van Eisenberg. Vier jaar later, op 1 oktober 1290, huwde Albrecht voor de derde maal, ditmaal met Elisabeth van Orlamünde, die Nordhalben bestuurde. Hetzelfde jaar werd zijn buitenechtelijke zoon Apitz officieel erkend door de Rooms-Duitse koning en kreeg hij de titel heer van Tenneberg.

In 1305 overleed Albrechts lievelingszoon Apitz. Dit was een zware klap voor hem, waar hij niet echt meer van herstelde. In 1307 deed Albrecht II definitief afstand van zijn titel van landgraaf van Thüringen en van paltsgraaf van Saksen en schonk de titels in ruil voor een lijfrente aan zijn zoon Frederik. In 1314 overleed Albrecht II in Erfurt.

Overgootouders Otto II van Meißen
(1125-1190)

Hedwig van Ballenstedt
(1130-1203)
Herman I van Thüringen
(1155-1217)

Sophia van Sommerschenburg
(-)
Leopold V van Oostenrijk
(1167-1194)

Helena van Hongarije
(1158-1199)
?
(-)
∞ 1200
?
(-)
Grootouders Diederik van Meißen
(1162-1221)

Jutta van Thüringen
(1184-1235)
Leopold VI van Oostenrijk
(1176-1230)

Theodora Angelina
(1189-1246)
Ouders Hendrik III van Meißen
(1215-1288)

Constance van Oostenrijk
(1212-1243)
Albrecht II van Meißen (1240-1314)