• ves·pers

de vespersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vesper
  2. alleen meervoud (religie) voorlaatste gebed van de dag in de kloosters
  • Het enkelvoud "vesper" heeft dezelfde betekenis en is dus voor wat betreft de betekenis niet het enkelvoud van "vespers", het meervoudsvorm is wellicht gebruikelijk geworden omdat andere aan het Latijn ontleende gebedstijden als metten en lauden alleen een meervoudsvorm hebben.