squeeze
- Geluid: squeeze (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /skwiːz/
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to squeeze |
he/she/it | squeezes |
verleden tijd | squeezed |
voltooid deelwoord |
squeezed |
onvoltooid deelwoord |
squeezing |
gebiedende wijs | squeeze |
squeeze
- overgankelijk comprimeren, samendrukken, samenpersen
- overgankelijk (de hand) geven, schudden
- overgankelijk (de hand vast drukken) knijpen
- «He squeezed her hand.»
- Hij kneep in haar hand.
- «He squeezed her hand.»
- overgankelijk uitpersen
- (figuurlijk) uitpersen
- «They squeezed money from the owner of the business by threatening him.»
- Ze persten geld van de eigenaar van het bedrijf out door te bedreigen hem.
- «They squeezed money from the owner of the business by threatening him.»
- overgankelijk knellen, knijpen
- squeeze by
- squeeze down
- squeeze for
- squeeze in
- squeeze into
- squeeze off
- squeeze out
- squeeze out of
- squeeze through
- squeezable
- squeezer
- [3]: squeeze an orange
een oranje uitpersen
- [3]: freshly squeezed orange juice
vers geperst sinaasappelsap
enkelvoud | meervoud |
---|---|
squeeze | squeezes |
squeeze
- duwtje
- «He gave her cheek a playful squeeze.»
- Hij gaf haar wang een speels duwtje.
- «He gave her cheek a playful squeeze.»
- het knijpen, het knellen
- een handdruk of een korte omhelsing
- het dringen, gedrang
- «Getting through that small opening was a tight squeeze.»
- Door dat kleine opening te komen was een strakke dringen.
- «Getting through that small opening was a tight squeeze.»
- scheutje
- [1]: credit squeeze
- [1]: liquidity squeeze
- [1]: money squeeze
- [1]: spending squeeze
- [1]: squeeze ball
- [1]: squeeze bottle
- [1]: squeeze box
- [1]: squeeze bulb
- [1]: squeeze connection
- [1]: squeeze method
- [1]: squeeze-out
- [1]: financial squeeze
financiële crisis
- [3]: a tight squeeze
een dicht gedrang