Groente.
  • groen·te
  • In de betekenis van ‘groenvoer’ voor het eerst aangetroffen in 1721 [1]
  • afgeleid van groen met het achtervoegsel -te [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord groente groenten
groentes
verkleinwoord - -

de groentev

  1. (plantkunde) (voeding) eetbare planten of delen daarvan, echter let op! [3]
    • In Nederland at men aardappels, groente en vlees. 
     Elke dag denderden vrachtwagens met groente, fruit en wijn van het Zuiden naar Parijs.[4]
     Er kwam geen einde aan: zalmsalade, pasta, groente, sushi, biefstuk, soep, chocoladetaart, witte chocoladetaart, crème brûlee, vers fruit met room, bier, koffie en whisky.[5]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[6]
  1. "groente" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. groente op website: Etymologiebank.nl
  3. Verschil tussen groente en fruit
  4.   Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  5. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord groente groentes

groente

  1. (voeding) groente