door
- Geluid: door (hulp, bestand)
- IPA: / dor / (1 lettergreep); /ˈdoːr/
- (Noord-Nederland): [dʊːr]
- (Vlaanderen, Brabant): [doːr]
- door
|
|
door
- de handelende persoon bij een lijdende vorm
- Het afval wordt wekelijks door vuilnismannen opgehaald.
- Dit huis is door mijn vader gebouwd.
- de oorzaak
- In de herfst heeft de trein vaak vertraging door gladheid van het spoor.
- ▸ Ze ging naar de zonsondergang kijken vanuit het water, maar kwam er niet meer uit door de sterke stroming. Haar lichaam werd pas dagen later gevonden.[2]
- in
- We liepen uren door het park.
- tijdens, gedurende
- Het is hier in het weekend veel drukker dan door de week.
- doorheen, binnenin van de ene kant naar de andere kant
- Het water stroomt door de leiding.
- doorheen, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
- Het valt niet mee de draad door het oog van de naald te steken.
- als achterzetsel: doorheen, van de ene kant naar de andere kant, aan de ene kant naar binnen en aan de andere kant naar buiten
- De gang door.
- Belangrijk: strikt gesproken moet zo'n achterzetsel grammaticaal worden opgevat als een bijwoord (1.)
- als achterzetsel: van het begin tot het einde, gedurende
- Jantje heeft de hele dag door zitten zeuren.
- door ... te + infinitief; de procedure die gevolgd wordt om het doel te bereiken
- Je kunt de bus laten stoppen door op de knop te drukken.
- de ene stof is door de andere gemengd
- Er zat teveel peper door het eten.
- [2] ten gevolge van
- [3] in
- [5] doorheen
- [6] doorheen
- [7] doorheen
- [8] gedurende, tijdens, (soms kun je het zonder gevolgen weglaten)
- De kogel door de kerk laten gaan
De beslissing nemen
- De kogel is door de kerk
- Door de bomen het bos niet meer zien
Door een overvloed aan informatie het overzicht verliezen
- Door de mand vallen
Door bepaalde zaken die duidelijk worden en blijk geven de waarheid ander is dan gedacht
- Door de mazen van het net kruipen
op slimme manier proberen ergens onder uit te komen
- Door de neus boren
iemand anders iets de mogelijkheid ontnemen
- Door de wol geverfd
- Door de wol geverfd zijn
een deugniet zijn
- Door de wol geverfd zijn.
zeer ervaren zijn
- Door de zure appel heen bijten
beginnen met een lastig/vervelend karwei
- Door dik en dun
- Door dik en dun gaan
alles overhebben voor iemand
- Door een hennepen venster moeten kijken
opgehangen worden
- Door een ringetje halen (kunnen)
er goed verzorgd uit zien
- Door het oog van de naald kruipen
ternauwernood aan gevaar ontsnappen
- Door merg en been gaan
hartverscheurend zijn
- Door roeien en ruiten gaan
- Door schade en schande wordt men wijs.
een mens leert het beste van z'n fouten
- Door vragen wordt men wijs.
Door het stellen van vragen kun je veel te weten komen en veel kennis opdoen
- Een streep door de rekening halen
de schuld van iemand kwijtschelden en het er niet meer over hebben
- Een streep door de rekening zijn
alles door de war halen
- Er loopt een streep door
- Ergens een streepje door lopen
erg vreemd zijn, zich abnormaal gedragen
- Iemand door de mosterd halen
op duidelijke wijze te horen krijgen wat iemand fout gedaan heeft
- Iemand door de mangel halen
iemand lang en streng ondervragen
- Iemand iets door de neus boren
- Iemands naam door de slijk halen
lelijke dingen over iemand vertellen
- Iets door de vingers zien
doen alsof de fouten van een ander niet opgemerkt worden
- Met de hoed in de hand komt men door het ganse land.
iemand die vriendelijk is bereikt meer in het leven dan iemand die onaardig en onbeleefd is
- Niet door de beugel kunnen
iets is verkeerd om te doen
- Recht door zee gaan
altijd eerlijk zijn
- Schitteren door afwezigheid
iedereen valt het op dat iemand afwezig is
- Voor iemand door het vuur gaan
elkaar altijd helpen
- Men wordt eerder door een strontkar overreden dan door een koets
1. bij lijdende vorm
2. oorzaak
6. als achterzetsel: doorheen
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | door | |
persoonlijk | erdoor | |
aanwijz. | nabij | hierdoor |
veraf | daardoor | |
vragend/betrekk. | waardoor |
door
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord met klemtoon op dóór,
- benadrukt dat de handeling onverminderd voortgaat
- Je moet dóórwerken of dóórlopen!
- Zij heeft de hele straat vandaag doorgelopen.
- geeft aan dat de handeling een verplaatsing binnen het object meebrengt
- Je kunt het water van de afwas nu wel doorspoelen.
- Ik neem de informatie door.
- benadrukt dat de handeling onverminderd voortgaat
- als eerste deel van een onscheidbaar werkwoord, zonder klemtoon op door
- geeft aan dat de handeling helemaal voltooid wordt
- Zij heeft de de opleiding tot arts doorlópen.
- geeft aan dat de handeling van de ene kant tot de andere kant van een object uitwerking heeft
- Hij doorbóórde de draak met zijn speer.
- geeft aan dat de handeling helemaal voltooid wordt
- versterkend voorvoegsel helemaal
- Het zijn doorbrave mensen.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- Hij wordt er soms door in de war gebracht.
- [3] door en door
- [1] kruip-door-sluip-door
2. als eerste deel van een onscheidbaar werkwoord, zonder klemtoon op door, geeft aan dat de handeling helemaal voltooid wordt
|
3. als versterkend eerste deel van een bijvoeglijk naamwoord (intensief)
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | door | doren |
verkleinwoord | doortje | doortjes |
de door m
- Het woord door staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "door" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "door" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron “Dit moet je weten over een mui, een plek die je de zee in kan sleuren”, NOS-stories
- ↑ door op website: Etymologiebank.nl
- ↑ door op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
door | doors |
door
door