dejar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
dejar |
dejaba |
dejado |
volledig |
dejar
- IPA: /deˈxaɾ/
- de·jar
- onovergankelijk (~ de) ophouden met, stoppen met
- (~ de) verzuimen om, nalaten om
- overgankelijk achterlaten, laten liggen
- verlaten, in de steek laten
- (~ para) uitstellen tot, bewaren tot, bewaren voor
- nalaten, vermaken
- lenen, geven
- laten, toestaan
- afzien van, opgeven, laten