1185 Fans
Alles heeft een begin, ook de tijdloze nummers op het debuut van zangeres Nona. Begin twintig, maar met de stem van een oude ziel: doorleefd, vol rauwe soul, en vooral hartverwarmend. Je kunt je verkleumde handen warmen aan iedere zin die Nona zingt, vanaf de vervallen nachtclub-grandeur waarmee ze ‘sealed my lips’ uitspreekt in de dampende albumopener en single ‘It’s Alright’.
Alles heeft een begin, en het begin van Nona’s muziek lag in haar huis, een bastion van muziekliefde. Brede muziekliefde, met een hart van rock. Dat huis lag eerst in een Brabants dorp dat niemand kent, daarna op de camping van Boekel, vervolgens in Uden en daarna vooral in de Brabantse platenzaak van haar ouders, onder de piercingstudio van haar vader. Hij verhuurde ook geluidsapparatuur en draaide platen op feesten. “Je mocht ook roken in hun platenzaak, dus vaak zaten mensen er uren te chillen op een barkruk. Ik kwam er ook graag en vaak. Zelfs tijdens de pauze op school ging ik even naar de platenzaak.”
Van huis uit werd ze gestimuleerd zelf ook muziek te leren te spelen, zoals op de dwarsfluit, maar dat instrument ligt al jaren ergens te verstoffen. Om de herinneringen aan de schoolse dwarsfluitlessen, en vooral het lesonderdeel ‘Gaaf Octaaf’ zal ze de rest van haar leven blijven grinniken. Toen ze samen met haar zus rock-komedie School Of Rock in de bioscoop zag, was Nona’s instrument bepaald: de gitaar.
Toen Nona in de tweede klas van de middelbare school zat, overleed haar vader. Plots, op zijn vijftigste, aan een hartaanval. Wat volgde waren jaren van onrust. Rebellie, puberen, van school gestuurd, (“Ik was een boos en heftig kutkind”), wat jaren in een kledingwinkel, een tijd samen met haar zus op Curaçao, waar ze werkte op een vakantiepark en in een whiskybar. Lachend: “We zijn daar ontslagen. Drie keer, zelfs. Maar we hebben het wél leuk gehad.”
Op de Herman Brood-academie kwam ze samen met haar zus weer in rustiger vaarwater, ook al koos Nona voor de management-kant, na een hilarisch toelatingsgesprek waarbij ze moest doen alsof ze een band diende te boeken bij een onwillig poppodium. Haar moeder was inmiddels een boekingskantoor begonnen, en deed in het echt wat in het klaslokaal werd geprobeerd na te spelen.
Nona leerde Steve kennen, een oudere Engelse bluesgitarist met een liefde voor de Stones en Howlin’ Wolf, met wie ze samen ging spelen. Waar? Waar niet. In kroegen, tijdens jamsessies, en op straat. In Eindhoven, in Den Bosch, in Engeland. Onversterkt, of liefst versterkt. “Soms mocht dat niet, dan werden we weer weggestuurd.”
Nona was weer aan het zíngen, voor het eerst sinds de Kerstconcerten op de middelbare school. Dit was het, wist ze toen, dít was wat ze het liefst deed. Zingen. Van Otis Redding tot Etta James, aanvankelijk. Maar op haar “minikamertje” in Eindhoven begon ze al snel met het schrijven van eigen teksten. Dat doet ze sindsdien oneindig, in een schijnbare eindeloze stroom van volgeschreven aantekeningboekjes. “Ik ben altijd aan het schrijven. Echt altíjd.”
Deze samenwerking leidde tot andere, tot schrijfsessies met anderen, tot interesse van een major platenmaatschappij, tot een stroomversnelling van creativiteit en tot een relatie met haar drummer (en multi-instrumentalist) Darryl, met wie ze een belangrijk deel van haar debuut schreef. En uiteindelijk leidde deze weg naar een opnamestudio in New York, waar ze werd gekoppeld aan een stel geweldige Amerikaanse muzikanten. “Het werd steeds meer wat ik bedoelde.” De rock van thuis, de blues van Steve, de hiphop-liefde van haarzelf: al die invloeden vloeiden samen.
Wat ze bedoelde, is het geworden: een warm bad van een debuut, van het fijngevoelige en zeer persoonlijke ‘Sleeptalking’ tot de swingende liefdesverklaring in ‘Givin’ It All’, van de groove die het filmische ‘Last To Know’ voortstuwt tot het in spetterende soul verpakte venijn van ‘Big Talk, Small Town’.
Ze is trots op “mijn jongens”: haar vijfkoppige (en soms zelfs achtkoppige) liveband, met wie ze dit jaar al tussen grootheden als John Hiatt, Steve Earle en Simple Minds op Bospop stond, en met wie ze in het hele land speelt tijdens het rondtrekkende festival Popronde. Met haar ouders ging ze als kind al naar festivals. Ze was er gek op, en dat is zo gebleven. “Hoe een artiest live is, is allesbepalend.”
Dus dat is wat ze wil. Haar nummers live brengen, naar iedereen, overal. “Niks gaat boven een band live zien en live spelen. Dan voel je het écht. En dat wil ik. Dat het binnenkomt.”