Naar inhoud springen

zigeunerleven

Uit WikiWoordenboek
[2] zigeunerleven
  • zi·geu·ner·le·ven
enkelvoud meervoud
naamwoord zigeunerleven
verkleinwoord

het zigeunerleveno

  1. de wijze van leven van zigeuners'
     ,,Ik probeer het zigeunerleven uit te dragen. Dat het ook fatsoenlijke mensen zijn die rondreizen’’, zegt Ruud, onmiskenbaar met Brabantse tongval, die zijn achternaam niet wil prijsgeven. ,,Ik kom uit Haaren, uit de buurt van Den Bosch. Daar woon ik 's winters in een zomerhuisje.’’[2]
     Een Britse zigeunerin heeft haar tonnen kostende bruiloft afgezegd, omdat ze het zigeunerleven bij nader inzien toch niet helemaal zag zitten.[3]
  2. een rondtrekkend, onrustig leven


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron “Troubadour (72) trekt veel bekijks in Twente en Achterhoek” (29-06-2017), Tubantia
  3. Bronlink Weblink bron
    THOMAS DE HEIDE
    “Zigeunerin blaast megabruiloft af” (08 nov. 2012), De Telegraaf