zegevieren
Uiterlijk
- Geluid: zegevieren (hulp, bestand)
- IPA: /'zexəvirə(n)/
- ze·ge·vie·ren
- In de betekenis van ‘triomferen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1767 [1]
- samenstelling van zege en vieren [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
zegevieren |
zegevierde |
gezegevierd |
zwak -d | volledig |
zegevieren
- de overwinning behalen
- Romeinse legioenen die zegevierden werden vaak beloond met een indrukwekkende triomftocht.
- ▸ Als de contrarevolutie had gezegevierd, was Hongarije een westers land geworden, had in het ergste geval de hulp ingeroepen van de Amerikaanse troepen in de Bondsrepubliek en in ieder geval de socialistische defensiegemeenschap van het Warschaupact verlaten.[3]
- overwinnen, succes hebben, verslaan
1. de overwinning behalen
- Het woord zegevieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zegevieren" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "zegevieren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ zegevieren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %