wentelen
Uiterlijk
- wen·te·len
- In de betekenis van ‘zich wenden’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- frequentatief gevormd uit wenden met het achtervoegsel -el of afgeleid van welteren "wentelen, rollen" [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wentelen |
wentelde |
gewenteld |
zwak -d | volledig |
wentelen [3]
- (onovergankelijk) om een as of steunpunt draaien
- (onovergankelijk) (wiskunde) een cirkel beschrijven in een vlak loodrecht op een lijn
- overgankelijk (formeel) draaien, in de rondte laten bewegen
- gewentel, wentelaar, wenteling, wentelploeg, wentelsteen, wentelstok, wentelteef, wentelteefje, wenteltrap, wentelwiek
1.
- Het woord wentelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wentelen" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "wentelen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ wentelen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Frequentatief in het Nederlands
- Achtervoegsel -el in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Formeel in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %