Naar inhoud springen

weggaan

Uit WikiWoordenboek
  • weg·gaan
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
weggaan
ging weg
weggegaan
klasse 7 volledig

weggaan

  1. ergatief zich ergens vandaan begeven
    • We moeten nu echt weggaan, anders komen we niet meer op tijd. 
  2. ergatief uitgaan, feesten
    • Wilde jij vanavond nog weggaan? 
  3. ergatief uit een relatie stappen
    • De vriendin van de buurman is gisteren bij hem weggegaan. 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be