Naar inhoud springen

wasem

Uit WikiWoordenboek
  • wa·sem
  • In de betekenis van ‘damp’ voor het eerst aangetroffen in 1351 [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord wasem wasems
verkleinwoord wasempje wasempjes

de wasemm

  1. damp die men ziet doordat er ook condensatie heeft plaatsgevonden
vervoeging van
wasemen

wasem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wasemen
    • Ik wasem. 
  2. gebiedende wijs van wasemen
    • Wasem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wasemen
    • Wasem je? 
84 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[4]