waring
Uiterlijk
- wa·ring
- Naamwoord van handeling van het verouderde werkwoord waren met het achtervoegsel -ing [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waring | waringen warings |
verkleinwoord | warinkje | warinkjes |
- (scheepvaart) planken van het gangboord
- Het woord waring staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waring" herkend door:
23 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[4] |