vleesconsumptie
Uiterlijk
- vlees·con·sump·tie
- samenstelling van vlees zn en consumptie zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleesconsumptie | vleesconsumpties |
verkleinwoord |
de vleesconsumptie v
- (voeding) het eten van vlees
- ▸ De branchevereniging voor de Nederlandse vleeswarenindustrie (VNV) is het niet eens met de conclusies van een onderzoek naar vleesconsumptie en kanker van Wereldgezondheidsorganisatie (WHO).[2]
- ▸ Het is een trend die al enkele jaren gaande is. Sinds 2010 daalt de vleesconsumptie jaarlijks met ongeveer een kilo. Volgens de onderzoekers van het Landbouw Economisch Instituut (LEI) van de Universiteit van Wageningen aten Nederlanders in 2010 nog 80,8 kilo vlees per persoon, ruim vier kilo meer dan vorig jaar.[3]
- (voeding) een portie vlees
- Het woord vleesconsumptie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Vleeswarenindustrie: WHO zit ernaast, risico op kanker is complex” (Maandag 26 oktober 2015, 16:39), NOS
- ↑ Weblink bron NOS Nieuws“Nederlander eet steeds minder vlees” (Vrijdag 2 oktober 2015, 19:50), NOS