Naar inhoud springen

verhoren

Uit WikiWoordenboek
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
verhoren verhorend
verhoor verhoord
  • ver·ho·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verhoren
verhoorde
verhoord
zwak -d volledig

verhoren

  1. overgankelijk iemand onderwerpen aan indringende vragen, met name over diens rol in strafbare handelingen
    • Hij werd dagenlang verhoord door de politie. 
     Ik werd ontvangen door een jonge dominee, dat wil zeggen jong voor een dominee, maar hij was in ieder geval compleet anders dan onze godsdienstleraren, die oude dominees waren die bijverdienden door middelbare scholieren te waarschuwen tegen zonde en ons te verhoren over de stellingen van Maarten Luther.[1]
  2. (verouderd) ingewilligen, aan een bede gehoor geven
    • De goden hebben haar gebed verhoord. 

de verhorenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord verhoor
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044632767
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be