Naar inhoud springen

tweehonderdenzesentwintig

Uit WikiWoordenboek
0 2 2 6
tweehonderdenzesentwintig,
op een abacus
  • twee·hon·derd·en·zes·en·twin·tig

tweehonderdenzesentwintig

  1. "226", langere vorm van tweehonderdzesentwintig, tweehonderd plus zesentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De inzameling heeft tweehonderdenzesentwintig euro en vijftig cent opgebracht. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • De hoofdprijs van de verloting valt op lot tweehonderdenzesentwintig. 

rangtelwoord

hooftelwoord samengesteld met "tweehonderdenzesentwintig" ht als linkerdeel

  1. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron
    W. Haeseryn e.a.
    “7.2.1.1 Bepaalde hoofdtelwoorden, onder 2” (januari 2019) op e-ans.ivdnt.org (Algemene Nederlandse Spraakkunst)
  2. Bronlink geraadpleegd op 1 mei 2021 Weblink bron “Tweeduizend zes / tweeduizend en zes” op taaladvies.net (Nederlandse Taalunie)