Naar inhoud springen

tante

Uit WikiWoordenboek
  • tan·te
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘(schoon)zuster van vader of moeder’ voor het eerst aangetroffen in 1782 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord tante tantes
verkleinwoord tantetje tantetjes

de tantev

  1. (familie) zus of schoonzus van iemands vader of moeder
    • Mijn tante woont in New York. 
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  tante     la tante     tantes     les tantes  

tante v

  1. (familie) tante
  2. (spreektaal) nicht, flikker [1]


  • tan·te

tante

  1. (spreektaal), (familie) tante
  2. mevrouw


  • tan·te

tante v/m

  1. (familie) tante.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tante     v: tanta,
m: tanten  
  tanter     tantene  
genitief   tantes     v: tantas,
m: tantens  
  tanters     tantenes  


  • tan·te

tante v

  1. (familie) tante.
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tante     tanta     tanter     tantene  
genitief   tantes     tantas     tanters     tantenes  
bijvormen enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tanta         tantor     tantone  
genitief   tantas         tantors     tantones