taling
Uiterlijk
- ta·ling
- van Middelnederlands talinc, in de betekenis van ‘eendachtige’ aangetroffen vanaf 1378 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taling | talingen |
verkleinwoord | talinkje | talinkjes |
de taling m
- (eendvogels) benaming voor kleine vogels uit het geslacht Anas , Spatula of Callonetta
- In Nederland worden regelmatig twee soorten talingen waargenomen.
|
1. benaming voor kleine vogels uit het geslacht Anas of het geslacht Callonetta
- Het woord taling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "taling" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
45 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "taling" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ taling op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Eendvogels in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 67 %
- Prevalentie Vlaanderen 45 %