takel

Een takel met tweeschijfsblokken

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  takel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ta·kel

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘hijswerktuig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1376

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	takel	takels
verkleinwoord	takeltje	takeltjes

Zelfstandig naamwoord

takel m / o

1. (techniek) een hijswerktuig samengesteld uit kabels en katrollen, of met kettingen en kettingwielen

   • De takel is een eenvoudig werktuig. 

Synoniemen

• talie

Hyperoniemen

• hijswerktuig

Meroniemen

• blok, katrol, ketting, schijf, touw

Hyponiemen

• differentiaaltakel, grondtakel, kattakel, kiptakel, receptakel, westontakel, zijtakel

Afgeleide begrippen

• betakeling, takelauto, takelbalk, takelen, takelwagen

Verwante begrippen

• hijskraan, lier, lift, loopkat, loskraan, portaalkraan, windas

Uitdrukkingen en gezegden

• Voor top en takel

(zeilen) bij storm geen enkel zeil voeren

Vertalingen

    1. takel   

Duits: Flaschenzug (de) m Engels: tackle (en)

Frans: palan (fr) m

Werkwoord

vervoeging van
takelen

takel

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
   

   • Ik takel. 

2. gebiedende wijs van takelen
   

   • Takel! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van takelen
   

   • Takel je? 

Gangbaarheid

• Het woord takel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "takel" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.