stootkar
Uiterlijk
- stoot·kar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | stootkar | stootkarren |
verkleinwoord | stootkarretje | stootkarretjes |
- handkar die men duwt
- Putje, put, PUT!, koe, vrachtwagen, auto, voetganger, stootkar, geit,... Het verkeer is Kathmandu is kwelling voor wie uit het gestructureerde Europa komt. [3]
- Onderweg naar buiten kom ik de vriendelijke, niet erg benijdenswaardige, moedige ouderling tegen die elke dag met een stootkar al dat afval komt ophalen. Op straat is het zelfs 20 kilometer buiten het centrum nog altijd een drukte van jewelste: op elk(!) kruispunt staat er een vertegenwoordiger van de arm der wet het verkeer te regelen. [4]
- In de auditoria van de Gentse Universiteit ging op 16 november 1949 een briefje rond waarin studenten opgeroepen werden om tussen 14:30 uur en 15:10 uur naar het Gravensteen te trekken. Volgens de overlevering rook de eenbenige wachter onraad ‘omdat niemand een ansichtkaart kocht’. De man werd echter in zijn wachthokje opgesloten. Daarna werd een stootkar met fruit binnengerold waarmee de poort gebarricadeerd werd. [5]
- Het woord stootkar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stootkar" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ stootkar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ De Standaard 04/07/2013 om 13:58 door Maxim De Zitter Nepal - Putje, Put, PUT!
- ↑ De Standaard 30/03/2011 door Koen Van de Perre Shanghai - Leve het openbaar vervoer!
- ↑ De Standaard 09/11/2012 door jta Gedenkplaat voor studenten die in 1949 Gravensteen bezetten tegen stijgende bierprijs
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be