springuur
Uiterlijk
- spring·uur
- samenstelling van spring ww en uur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | springuur | springuren |
verkleinwoord | springuurtje | springuurtjes |
het springuur o
- een vrij uur tussen twee andere lesuren (van een leerkracht, of een student)
- Tijdens een springuur gaan de studenten dikwijls naar de bibliotheek.
- Tijdens een springuur verbeteren leerkrachten overhoringen in de leraarskamer.
- Het woord springuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "springuur" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be