schede
Uiterlijk
- sche·de
- In de betekenis van ‘omhulsel’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- De overdrachtelijke betekenis (2) voor het eerst aangetroffen in de 17e eeuw [2]
- Van Middelnederlands scheide [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schede | schedes scheden |
verkleinwoord | schedetje | schedetjes |
- (militair) een houder waarin men een zwaard of mes kan steken
- (anatomie) opening van de vrouwelijke geslachtsorganen
- [2] vagina
1. een houder waarin men een zwaard of mes kan steken
- Het woord schede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schede" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "schede" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 schede op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be